Woordenschat H6 opdracht 1/2

Welke vorm gebruik je om de betekenis op te zoeken in het woordenboek: genees
A
genees
B
genezen
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Welke vorm gebruik je om de betekenis op te zoeken in het woordenboek: genees
A
genees
B
genezen

Slide 1 - Quiz

Welke vorm gebruik je om de betekenis op te zoeken in het woordenboek: informatieve
A
informatief
B
informatie

Slide 2 - Quiz

Welke vorm gebruik je om de betekenis op te zoeken in het woordenboek: gepubliceerd
A
publiceer
B
publiceerde
C
publiceren

Slide 3 - Quiz

Welke vorm gebruik je om de betekenis op te zoeken in het woordenboek: glutenallergie
A
gluten
B
allergie
C
gluten + allergie

Slide 4 - Quiz

Welke vorm gebruik je om de betekenis op te zoeken in het woordenboek: radicaal
A
radicale
B
radicaal

Slide 5 - Quiz

Welke vorm gebruik je om de betekenis op te zoeken in het woordenboek: omgegooid
A
omgooi
B
gooi om
C
omgooien

Slide 6 - Quiz

Welke vorm gebruik je om de betekenis op te zoeken in het woordenboek: sportfanaten
A
sportfanaat
B
sport
C
fanaat
D
sport + fanaat

Slide 7 - Quiz

Welke vorm gebruik je om de betekenis op te zoeken in het woordenboek: duo
A
duo's
B
duoen
C
duo

Slide 8 - Quiz

Welke vorm gebruik je om de betekenis op te zoeken in het woordenboek: pleit voor
A
pleit voor
B
pleitte
C
gepleit
D
pleiten

Slide 9 - Quiz

Welke vorm gebruik je om de betekenis op te zoeken in het woordenboek: verbannen
A
verban
B
verbande
C
verbannen

Slide 10 - Quiz

Welke vorm gebruik je om de betekenis op te zoeken in het woordenboek: voorkomen
A
komt voor
B
voorkomen

Slide 11 - Quiz

Welke vorm gebruik je om de betekenis op te zoeken in het woordenboek: geslaagd
A
slagen
B
slaagde
C
slaag

Slide 12 - Quiz