36. THEMA 6, WEEK 2, LES 8 VOLTOOID DEELWOORD EN DICTEE 7

Werkwoord: verhuizen

De buurman heeft zijn spullen ......
A
Verhuist
B
Verhuisdt
C
Verhuisd
D
Geverhuist
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Werkwoord: verhuizen

De buurman heeft zijn spullen ......
A
Verhuist
B
Verhuisdt
C
Verhuisd
D
Geverhuist

Slide 1 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

bereiken
A
bereikt
B
bereikd
C
bereken

Slide 2 - Quiz

lesdoel
Ik kan het voltooid deelwoord van zwakke (klankvaste) werkwoorden correct schrijven.

Slide 3 - Slide

voltooid deelwoord
Zwakke werkwoorden

bellen - belden - heb gebeld
poetsen - poetsten - heeft gepoetst
koken - kookten - heeft gekookt



Slide 4 - Slide

Voltooid Deelwoord
Een voltooid deelwoord begint vaak met
be-, ge-, ver- of ont-.
Een voltooid deelwoord eindigt op: 
Zwakke werkwoorden: -t of -d
Sterke werkwoorden: -t of -en en soms -d

Slide 5 - Slide


Slide 6 - Open question

werkwoord: timmeren
Ik timmer. Ik heb ................
VD

Slide 7 - Open question

werkwoord: werken
Ik werk. Ik heb ................
VD

Slide 8 - Open question

werkwoord: bukken
Ik heb ................
VD

Slide 9 - Open question

werkwoord: dromen
Ik heb ................
VD

Slide 10 - Open question

werkwoord: durven
Hij heeft ................
VD

Slide 11 - Open question

werkwoord: reizen
Wij hebben ................
VD

Slide 12 - Open question

werkwoord: proeven
De saus wordt door de kok ................
VD

Slide 13 - Open question

werkwoord: landen
Het vliegtuig is ......
VD

Slide 14 - Open question

werkwoord: sporten
Heb jij ...... ?
VD

Slide 15 - Open question

werkwoord: testen
Ik heb het programma ...... ?
VD

Slide 16 - Open question

werkwoord: bonzen
Er wordt op de deur ...... ?
VD

Slide 17 - Open question

werkwoord: bonzen
Er wordt op de deur ...... ?
VD

Slide 18 - Open question

spelling
Thema 6 - week 2- les 8
Begin bij opgave 1i
Maak alle opgaven
10 x plussen

Klaar: maak dictee 7

Slide 19 - Slide