This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
H3P1-P2
Slide 1 - Slide
Welke antwoord past niet bij samengestelde rente?
A
elk jaar een ander rentebedrag
B
elk jaar een ander rente percentage
C
je krijgt rente over rente
D
het rentebedrag wordt elk jaar groter
Slide 2 - Quiz
Iemand spaart drie jaar lang € 20.000 op een spaarrekening voor 2% samengestelde rente. Totale rente na 3 jaar?
A
€ 1.200
B
meer dan € 1. 200
C
minder dan € 1.200
Slide 3 - Quiz
€2.500 aan 2,05% rente per jaar Bereken de enkelvoudige rente na 4 jaar en het saldo op de rekening?
Slide 4 - Open question
€ 6 000 aan 0,9 % rente. samengestelde rente, 4 jaar. Hoeveel geld staat er na 4 jaar op de rekening?
Slide 5 - Open question
De verzekeraar (de verzekeringsmaatschappij) loopt het risico ....
A
dat er iets stuk gaat
B
dat er iets moet worden uitgekeerd
C
dat er schade ontstaat die niet verzekerd is
D
A, B en C zijn juist
Slide 6 - Quiz
Wat is een premie in het kader van verzekeringen?
A
Het bedrag dat je ontvangt bij het indienen van een claim
B
Het totale verzekerde bedrag
C
Het bedrag dat je periodiek betaalt voor de verzekering
D
De waarde van de verzekerde eigendommen
Slide 7 - Quiz
Wat is een polis in de context van verzekeringen?
A
De prijs die een verzekerde betaald aan de verzekeraar.
B
Een overeenkomst tussen de verzekerde en de verzekeringsmaatschappij
C
Een jaarlijkse vergadering van verzekeringsnemers
D
Het bedrag wat een verzekerde krijgt uitbetaald bij schade
Slide 8 - Quiz
Wat is het belangrijkste verschil tussen de oude regeling van gemeenschap van goederen en de nieuwe Wet Beperkte gemeenschap van goederen?
A
Bij de oude regeling zijn alle bezittingen en schulden automatisch gemeenschappelijk, terwijl bij de nieuwe wet alleen datgene wat tijdens het huwelijk wordt verworven gemeenschappelijk is.
B
Bij de oude regeling zijn alleen inkomsten gemeenschappelijk, terwijl bij de nieuwe wet ook persoonlijke bezittingen worden gedeeld.
C
Er is geen verschil tussen de oude regeling en de nieuwe wet.
Slide 9 - Quiz
Het grootste verschil tussen een huwelijk en een geregistreerd partnerschap is ...
A
De bezittingen
B
De schulden
C
De manier van ontbinden
D
ouderlijk gezag
Slide 10 - Quiz
Wat betekent het als er sprake is van een ‘schenking onder bewind’?
A
De schenking wordt pas uitgekeerd na het overlijden van de schenker.
B
De schenking wordt beheerd door een derde partij om misbruik te voorkomen.
C
De schenking is alleen bestemd voor specifieke uitgaven, zoals onderwijs of medische kosten.
Slide 11 - Quiz
Een schenking is een overeenkomst "om niks"
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Wat betekent de algemene vrijstelling bij een schenking?
A
Groep mensen die geen belasting over een schenking betaalt