Unidad 3.1

Hoy es el 13 de diciembre de 2022 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpaansBeroepsopleiding

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Hoy es el 13 de diciembre de 2022 

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
Unidad 3
Mirar ejercicios
TB.
p.30,oef.2 a/b/c, p.31 oef.4a/b (lezen)
WB.
p. 29, oef. 1, 2, 3 a/ b, 4
Tu árbol genealógico

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Una familia famosa
TB p.30, 2a: lees de tekst
 2b: Vul de stamboom in


Pilar
Mónica
Leonardo
2c: Welk lid van de familie zou aan het woord kunnen zijn?
1.Pilar
2.Luna+Leonardo
3.Carlos y Pilar
4.Javier
5.Carlos y Pilar
WB: andere oefeningen van familie: 1,2,3,4,22

Slide 4 - Slide

Vul de tabel aan: Wat betekent?
  • Voor ouders en broers  gebruik je de mannelijk vorm meervoud: 
          el padre +la madre= los padres
  • - ¿ Tienes hermanos? 
          * Sí, una hermana
  • In Spanje : el marido y la mujer.
  • In Latijns-Amerika ook : el esposo y la esposa.
  • Meer woorden p.171 "la familia".

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

TB nr. 4a p.31
Los posesivos = de bezittelijke vnmw. 
 
Het bezittelijk voornaamwoord richt zich niet naar de bezitter.
¿ Qué significa? 
  • Luis y su tío/ Luis y su tía.
  • Eva y su tío /Eva y su tía.
  • Los padres y sus hijos.
  • Sr. Bardem, su mujer es fantástica.

su/sus =  
Luis en zijn oom. Luis en zijn tante.
Eva en haar oom. Eva en haar tante.
De ouders en hun kinderen.
Meneer Bardem,  uw vrouw is fantastisch.

zijn
haar 
uw
hun
uw (meervoud)

Slide 7 - Slide

Oefening Bezittelijke voornaamwoorden
1. (Haar)bicicleta es nueva.
2. ( Mijn ) apartamento es muy pequeño.
3. Señores López, (uw )perro es muy grande.
4. ( Jouw) libros son interesantes.
5. ( Jullie) coche es nuevo.
6. ( Onze) habitaciones son con vistas al mar.
1.su
2.mi
3.su
4.tus
5.vuestro
6.nuestras

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Oefening Bezittelijke voornaamwoorden
1. (Haar)bicicleta es nueva.
2. ( Mijn ) apartamento es muy pequeño.
3. Señores López, (uw )perro es muy grande.
4. ( Jouw) libros son interesantes.
5. ( Jullie) coche es nuevo.
6. ( Onze) habitaciones son con vistas al mar.
1.su
2.mi
3.su
4.tus
5.vuestro
6.nuestras

Slide 10 - Slide

DEBERES
  • TB
p.32, oef. 6:¿ Le gusta el chocolate?: Lezen en omcircel de woorden die met het onderwerp "familie" te maken hebben.
oef.7: Lees de nummers
  • WB.: p.30, oef.5a/b, p.34, oef.17
  • Liedje van Enrique Iglesias: Onderstreep de bezittelijke voornaamwoorden.
                

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide