6.5: Wat draagt zij?

• NT2
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

6.5: Wat draagt zij?

Aan het einde van de les kan jij zeggen wat je draagt.

Wat draagt Brinesh?

1. Broek en vest
2. Jurk en vest
3. Trui en jas
4. Shirt en rok

Wat zijn lidwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Waar zie je de bloes?

1. 
2. 
3. 
4. 

het werk

• Je doet werk om geld te verdienen 
• zin: Wat voor werk doe jij?
• Plaats waar je werkt.
• zin: Op mijn werk krijgen we nieuwe computers.

49

de laars

• Een dichte hoge schoen
• de laars - de laarzen
• Zin: Ik koop laarzen, omdat ze warm zijn. 
• Zin: Mijn vader koopt een laars in de winkel. 

vrij

• je hoeft niet te werken 
• je hoeft niet naar school
• werkwoord: vrij hebben: ik heb vrij
• zin: Ik heb veel vrije tijd.
• zin: Ik heb vandaag vrij en ga de hele dag chillen. 

het pak

Als ik naar een bruiloft ga, draag ik een pak.

de knoop

Mijn jas heeft geen knopen maar een rits.

de kleren

• de kleding 
• zin: Ik doe mijn kleren aan.
• zin: Ik doe mijn kleren uit.
• zin: Ik koop mijn kleren vaak in een tweedehandswinkel.

kort

• kort <---> lang
• zin: Wat is je haar kort! Ben je bij de kapper geweest?
• weinig tijd
• zin: Hij is nog maar kort in Nederland. 

allebei

beide / twee personen

Sam en Ali hebben allebei een 10 gehaald voor het proefwerk.

dragen (van kleren)

• aan hebben 
• hoofddoek
• mooi of makkelijk 
• werkwoord
• ik draag - wij dragen
• zin: Ik draag vandaag een mooie broek.

de jurk

• kledingstuk 
• voor vrouwen
• de jurk - de jurken
• zin: Het is feest dus ik trek een mooie jurk aan.

Maak één zin.

Waar zie je "de kleren"?

1. 
2. 
3. 
4.