werkwoordspelling 17

Weet je nog,
Is het woord dat je moet invullen een persoonsvorm?
Dan gebruik je de tegenwoordige tijd of de verleden tijd.
verleden tijd: 't k o f s ch i p t a x i  op het hele werkwoord
                            -  -    -  -  -     -   -    -                zonder -en

Is het woord dat je moet invullen geen persoonsvorm?
Schrijf het woord dan zo gewoon mogelijk op!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Weet je nog,
Is het woord dat je moet invullen een persoonsvorm?
Dan gebruik je de tegenwoordige tijd of de verleden tijd.
verleden tijd: 't k o f s ch i p t a x i  op het hele werkwoord
                            -  -    -  -  -     -   -    -                zonder -en

Is het woord dat je moet invullen geen persoonsvorm?
Schrijf het woord dan zo gewoon mogelijk op!

Slide 1 - Slide

bezetten
De vijand heeft het land vijf jaar ...

A
bezet
B
bezetten
C
bezed
D
bezedt

Slide 2 - Quiz

besteden (t.t.)
De kunstenaar ... veel tijd aan zijn werk.
A
besteet
B
besteed
C
bestede
D
besteedt

Slide 3 - Quiz

posten
Mijn zus ... de brief gisteren.
A
posde
B
post
C
postte
D
postten

Slide 4 - Quiz

dulden (v.t.)
De juf ... het geroezemoes niet langer
A
dulde
B
duldde
C
duld
D
duldt

Slide 5 - Quiz

slachten (t.t.)
Slagers ... dieren om hun vlees te verkopen.
A
slachten
B
slachtten
C
slacht

Slide 6 - Quiz

spreiden
Met ... benen sprong ze van de kast.
A
gespreidde
B
gespreide
C
spreiden
D
gespreid

Slide 7 - Quiz

begroeten (v.t.)
Mijn ouders ... de gasten bij de deur
A
begroeten
B
begroetten
C
begroette

Slide 8 - Quiz

verkleden (t.t.)
... jij je als je thuiskomt?
A
verkleed
B
verkleedt
C
verkleet

Slide 9 - Quiz

verrichten
De ... werkzaamheden zijn goedgekeurd
A
verichde
B
verrichten
C
verrichtte
D
verrichte

Slide 10 - Quiz

bevrijden
De ... vogels vlogen meteen weg
A
bevrijde
B
bevrijdde
C
bevreden

Slide 11 - Quiz

verplichten
Wij zijn ... ons best te doen
A
verplichdt
B
verplichd
C
verplicht
D
verplichten

Slide 12 - Quiz

onderbreken
Ilse heeft mij al vier keer ...
A
onderbreken
B
onderbroken
C
onderbreekt
D
ondergebroken

Slide 13 - Quiz

doorgeven (t.t.)
Ik ... het bericht aan Tom ...
A
geef door
B
gaf door
C
geefde door
D
geeft door

Slide 14 - Quiz