voorbereiding toets

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart
1 / 28
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart

Slide 1 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden

Slide 2 - Quiz

Wat is een voorzetsel?
A
de
B
naast
C
fietsen
D
fles

Slide 3 - Quiz

Voorzetsels
Wat is geen voorzetsel?
A
Tijdens
B
voor
C
omdat
D
tussen

Slide 4 - Quiz

Op een koude dag in maart kan het nog best sneeuwen.
bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Open question

Op een koude dag in maart kan het nog best sneeuwen.
werkwoord (en)?

Slide 6 - Open question

Op een koude dag in maart kan het nog best sneeuwen.
zelfstandige naamwoord (en)

Slide 7 - Open question

Op een koude dag in maart kan het nog best sneeuwen.
voorzetsel(s)

Slide 8 - Open question

Wat is het woord met een voorvoegsel?
A
geklets
B
gezwam
C
oeverloos
D
misverstand

Slide 9 - Quiz

Dit papier kan je nog hergebruiken.
Wat betekent her

Slide 10 - Open question

Als je geen hoop meer hebt ben je
...hopig

Slide 11 - Open question

Morgen ga ik naar Praag. Ik ben daar nog nooit geweest.
Daar verwijst naar

Slide 12 - Open question

Komen zijn ouders ook naar het feest?
Nee, die komen niet.
die verwijst naar....

Slide 13 - Open question

De jongens kwamen het oud papier ophalen.
wwg

Slide 14 - Open question

De jongens kwamen het oud papier ophalen.
onderwerp?

Slide 15 - Open question

De jongens kwamen het oud papier ophalen.
lijdend voorwerp?

Slide 16 - Open question

De vloer was verrot, de ..... vloer
A
verrotte
B
veroote
C
verrote
D
verrootte

Slide 17 - Quiz

's ochtends zingt tante marja mee met de radio
hoofdletters?

Slide 18 - Open question

Wat betekent:
gezamenlijk

A
alleen
B
samen
C
apart
D
een groep

Slide 19 - Quiz

grotendeels
A
voor het grootste deel
B
succes hebben
C
iemand van 18 jaar of ouder
D
over een gebeurtenis vertellen (of schrijven)

Slide 20 - Quiz

Wat is aanzienlijk?
A
steeds iets anders doen
B
het alleen mogen doen
C
last hebben van
D
groot/ veel

Slide 21 - Quiz

Wat zijn de tegenstellingen van:
kansrijk
A
kansloos en kansarm
B
kansloos en onkans
C
kansarm en onkans
D
onkans en succesvol

Slide 22 - Quiz

Een instructie is een
A
Informerende tekst
B
Overtuigende tekst
C
Uitleggende tekst
D
Overhalende tekst

Slide 23 - Quiz

Iedere stap in een instructie begint met een

Slide 24 - Open question

Wat is geen volgordewoord?
timer
0:30
A
eerst
B
tijdens
C
daarna
D
vervolgens

Slide 25 - Quiz

Welke van de onderstaande woorden zijn volgordewoorden?
A
zoals, bijvoorbeeld, zo
B
eerst, daarna, vervolgens, toen
C
want, omdat, doordat

Slide 26 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
hetzelfde als de hoofdgedachte
B
conclusie van de tekst
C
belangrijkste zin van een alinea
D
belangrijkste zin van de tekst

Slide 27 - Quiz

De kernzin is vaak de .... zin van de alinea

Slide 28 - Open question