This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Thema ZINTUIGEN
Slide 1 - Slide
Lesverloop
Terugkoppelingsvragen
Uitleg
Kennisvragen
Zelfstandig werken
Slide 2 - Slide
Leerjaar 3
Mevrouw Rottier & Mevrouw van Brakel
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
11.3 Je kunt de inwendige en uitwendige delen van een oog noemen met hun functies en kenmerken.
11.4.1 Je kunt beschrijven hoe de pupilreflex de grootte van de pupil regelt.
11.4.2 Je kunt beschrijven hoe op het netvlies een scherp beeld ontstaat.
Slide 4 - Slide
Kennisvragen
Slide 5 - Slide
Hoe noemen we een invloed waarvoor een zintuig gevoelig is?
A
impuls
B
zenuw
C
prikkel
Slide 6 - Quiz
De zwakste prikkel die een impuls veroorzaakt heet de ...
A
Adequate prikkel
B
Gewenning
C
Drempelwaarde
D
Zintuig
Slide 7 - Quiz
Je werkt in de bakkerij, na een tijdje ruik je het gebakken brood niet meer. De drempelwaarde ging ...
A
omhoog
B
omlaag
Slide 8 - Quiz
Vier leerlingen doen een uitspraak over de afbeelding. - Anja zegt dat in die afbeelding een deel van de tong is getekend. - Boris zegt dat in die afbeelding een deel van de huid is getekend. - Caspar zegt dat P een smaakknopje aangeeft. - Diane zegt dat P een tastknopje aangeeft.
Welke leerlingen hebben gelijk?
A
Boris en Caspar
B
Boris en Casper
C
Anja en Diane
D
Anja en Caspar
Slide 9 - Quiz
Waar bevindt zich het lichtzintuig?
A
in je neusholte
B
in je oog
C
achter je oor
D
in de mond
Slide 10 - Quiz
Waar bevindt zich het smaakzintuig?
A
in je neusholte
B
in je oog
C
achter je oor
D
in de mond
Slide 11 - Quiz
Waar bevindt zich het evenwichtszintuig?
A
in je neusholte
B
in je oog
C
achter je oor
D
in de mond
Slide 12 - Quiz
Waar bevinden de reukzintuigcellen en de reukharen zich?
A
Onderin de neusholte in het neusslijmvlies
B
Bovenin de neusholte in het neusslijmvlies
Slide 13 - Quiz
Waar bevinden zich warmtezintuigen?
A
alleen in de huid
B
alleen op de tong
C
zowel in de huid als op de tong
Slide 14 - Quiz
Thema zintuigen
basisstof 3: De ogen
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Buitenkant oog
Wenkbrauwen + wimpers: Beschermen ogen tegen vuil, fel licht en vocht
Harde oogvlies: Beschermt het oog
Pupil: Valt licht doorheen
Hoornvlies: Ligt over iris en pupil heen
Traanklieren: Produceren traanvocht
Traanbuizen: Nemen vocht uit ogen op en vervoert het naar de neusholte
Slide 17 - Slide
Binnenkant oog
Lens met kringspieren: Scherp zien
Oogspier: Beweegt oog in richtingen
Vaatvlies: Hierin liggen bloedvaten
Netvlies: Hierin liggen zintuigcellen
Glasachtig lichaam: houdt het netvlies op zijn plek
Gele vlek: met deze zintuigcellen zie je het scherpst
Blinde vlek: hier verlaat zenuw het oog, dus heeft geen zintuigcellen
Slide 18 - Slide
Netvlies
Hier zitten de zintuigcellen in om te waarnemen
NETFLIX kijken
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Wat hebben we geleerd?
Benoem de onderdelen met hun functie
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Thema 11
Basisstof 4: De iris en de ooglens
Slide 23 - Slide
Pupilreflex
Slide 24 - Slide
De pupilreflex
Lengtespier in de iris trekt samen
Kringspier in de iris trekt samen
Slide 25 - Slide
Pupilreflex
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Lichtstralen
Lichtstralendie in je oog aankomen worden gebroken: ze worden in een andere richting omgebogen
Lichtbreking in je oog gebeurt vooral door je hoornvlies en de ooglens
De ooglens in je oog is een bolle lens: lichtstralen worden naar elkaar toe gebogen.
Slide 28 - Slide
Dichtbij zien
Als de kringspieren samentrekken, opening waar lens hangt kleiner . De lensbandjes verslappen. De lens wordt daardoor minder ‘uitgerekt’ en wordt door de elasticiteit boller.
Een bolle lens buigt de lichtstralen sterker af. Daardoor kun je een voorwerp dat dichtbij is (minder dan ongeveer 5 m) scherp zien.
Slide 29 - Slide
accommoderen = continu scherp stellen
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Video
Huiswerk
Bs 3: opdracht 1 t/m 7
Bs 4: opdracht 1 t/m 7
Behalve samenvatting
Slide 32 - Slide
Kennisvragen
Slide 33 - Slide
is een prikkel voor het oog.
Geluid is de prikkel voor je .
In een zintuigcel wordt de omgezet in een
oor
licht
impuls
prikkel
Slide 34 - Drag question
Harde oogvlies
Netvlies
Vaatvlies
Vangt lichtprikkels op
Beschermt alles wat binnenin het oog zit
Hierin zitten de bloedvaatjes die stoffen vervoeren die het oog nodig heeft
Slide 35 - Drag question
Gezichtszintuigen
Gehoorzintuigen
Evenwichtszintuigen
Reukzintuigen
Tastzintuigen
Licht
Geluid
Zwaartekracht
Geur
Aanraking
Slide 36 - Drag question
Het OOG: zet onderdelen op de juiste plaats
netvlies
oogzenuw
lens
Glasachtig lichaam
Slide 37 - Drag question
Lengtespieren
Kringspieren
Slide 38 - Drag question
Als de pupil groot is, zijn de kringspieren
A
gespannen
B
ontspannen
Slide 39 - Quiz
Wanneer accommoderen je ooglenzen? Je ooglenzen accommoderen:
A
Als je eerst iets van dichtbij en direct erna iets van veraf bekijkt.
B
Als je pupillen van groot naar klein gaan en andersom.
C
Als je lang naar één punt in de verte kijkt.
D
Als je van een donkere ruimte in een verlichte ruimte komt.
Slide 40 - Quiz
In welke situatie trekken de lengtespieren (straalsgewijs lopende spieren) in je oog samen?
A
Als je een donkere ruimte in komt lopen.
B
Als je in de zon zit en een boek aan het lezen bent.