Over de persoonsvorm in samengestelde zinnen

Spelling werkwoorden, paragraaf 12 

de persoonsvorm in samengestelde zinnen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling werkwoorden, paragraaf 12 

de persoonsvorm in samengestelde zinnen

Slide 1 - Slide

Lesdoel

Je kunt de persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen. 

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog over samengestelde zinnen?

Slide 3 - Mind map

Wat is de functie van een voegwoord?

Slide 4 - Open question

Wanneer gebruik je nevenschikkende voegwoorden?

Slide 5 - Open question

Wanneer gebruik je ondernevenschikkende voegwoorden?

Slide 6 - Open question

Twee soorten zinnen
  • Enkelvoudige zin (1 pv):
  • De docent roept de leerlingen.
  • De leerlingen stoppen met praten.

  • Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
  • De docent roept de leerlingen en de leerlingen stoppen met praten.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

De PV in samengestelde zinnen
- Probeer alle werkwoorden van tijd te veranderen
- De werkwoorden waarbij dit niet kan zijn infinitief, voltooid deelwoord of onvoltooid deelwoord.

Slide 9 - Slide

Voorbeeldzinnen
- De gemeenteraad heeft besloten dat de kleine dorpsschool wordt opgeheven als het leerlingenaantal nog verder zal teruglopen. 

De werkwoorden heeft, wordt en zal kun je van tijd veranderen. 
besloten (vd), opgeheven (vd) en teruglopen (inf) kun je niet van tijd veranderen. 

Slide 10 - Slide

1. De ontwerpster besteedt veel zorg aan de kleding die ze op de beurs presenteert.

Slide 11 - Open question

2. Lisanne gelooft het verhaal niet dat jij haar hebt verteld.

Slide 12 - Open question

3. Onze vrienden overnachten bij ons, voordat ze op vakantie gaan.

Slide 13 - Open question

4. Andrew mist zijn vriendin, want zij rondt in Amerika haar studie af.

Slide 14 - Open question

Opdracht 2
Noteer eerst de vorm
pvtt = 
pvvt = 
vd = 
inf = 
bn = 

Slide 15 - Slide

Opdracht 2
Noteer eerst de vorm
pvtt = 
pvvt = 
vd = 
inf = 
bn = 
1 pvvt - berichtte; pvvt - stonden; inf - wachten
2 bn - opgeschepte; vd - afgekoeld; pvvt - smaakte
3 pvtt - vind; pvtt - beantwoordt
4 pvtt - reageert; pvtt - e-mailt; pvtt - appt
5 pvtt - vermoedt; pvtt - bemoeit
6 vd - uitgejoeld; pvvt - juichten

Slide 16 - Slide

Terugblik lesdoel
Je leert de persoonsvorm in samengestelde zinnen correct spellen. 

Slide 17 - Slide

De persoonsvormen in een samengestelde zin staan altijd in dezelfde tijd.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

voorbeeld: Merel gelooft niet dat haar broer de wedstrijd won.

Slide 19 - Slide

In een samengestelde zin kunnen meerdere voltooide deelwoorden staan.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

voorbeeld: Ik heb gezien dat jij de ramen hebt gezeemd.

Slide 21 - Slide