In het leenstelsel leende Karel de Grote een stuk grond uit aan een leenman om dit namens hem te besturen.
Het leenstelsel kon de macht van de vorst versterken, want een groot rijk kon nu toch goed bestuurd worden.
De macht van de vorst kon ook verminderen, want leenmannen gingen zich zelf steeds meer als vorst gedragen
Dus daarom kon het leenstelsel de macht van de vorst versterken, maar ook verminderen.