Het rijk van Karel was veel te groot om alleen te kunnen besturen. Daarom had hij stukken van het rijk uitgeleend aan leenmannen.
Deze leenmannen (of: vazallen) moesten hem helpen met het besturen van een stuk land: een leen. Als er oorlog was moesten ze voor hem vechten. En ze moesten elk jaar trouw aan Karel zweren.
Om ervoor te zorgen dat de leenmannen hun werk goed deden, reisde Karel zijn grote rijk rond. Dan trok hij met een hele stoet aan mensen en stapels papieren naar een ander deel van zijn rijk. Elke keer woonde hij in een andere
palts, een soort paleis. In Nederland stond bij Nijmegen een palts: Valkhof. Maar zijn bekendste palts stond in
Aken, net over de grens in Duitsland. Daar kun je zijn troon ook nog steeds zien staan!