What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
HERHALING Woordenschat voorbereiding examen L+L - in les 3
WAT BETEKENT:
hippopotomonstrosesquippedaliofobie
(uitspraak: hip·po·po·to·mon·stro·ses·quip·pe·da·li·o·fo·bie)
A
Angst voor grote monsters
B
Angst voor dunne nijlpaarden
C
Angst voor lange woorden
D
Angst voor kleine pedaalemmers
1 / 31
next
Slide 1:
Quiz
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
31 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
WAT BETEKENT:
hippopotomonstrosesquippedaliofobie
(uitspraak: hip·po·po·to·mon·stro·ses·quip·pe·da·li·o·fo·bie)
A
Angst voor grote monsters
B
Angst voor dunne nijlpaarden
C
Angst voor lange woorden
D
Angst voor kleine pedaalemmers
Slide 1 - Quiz
Slide 2 - Slide
Korte herhaling theorie Woordenschat
Slide 3 - Slide
THEORIE 1.1
Gebruik deze tips om de betekenis af te leiden uit de tekst:
Lees de hele zin waarin het woord staat.
Controleer of er in de tekst een
synoniem, omschrijving
,
tegenstelling
of
voorbeeld
genoemd wordt.
Let op
illustraties
.
Slide 4 - Slide
THEORIE 1.1
ZOEK VOORBEELDEN
Soms kun je hieruit de betekenis van het woord afleiden.
Zoek naar een voorbeeld, let op signaalwoorden:
zoals,
bijvoorbeeld, neem nou, denk aan
.
Slide 5 - Slide
HERHALING THEORIE 1.2
1.2 Betekenis afleiden uit het woord
Slide 6 - Slide
THEORIE
Soms kun je de betekenis van een
onbekend woord
vinden door goed naar het woord zelf te kijken:
Herken je een deel van het woord?
Herken je voor- en/of achtervoegsels bij het woord?
Lijkt het onbekende woord op een woord dat je wel kent?
Slide 7 - Slide
THEORIE
Ik herken een deel van het onbekende woord:
voorrangsregel
Ik herken een voor- en/of achtervoegsel van het onbekende woord:
heractiveren
Het onbekende woord lijkt op een woord dat ik wel ken:
circuleren
Slide 8 - Slide
OEFENEN
Slide 9 - Slide
De leerlingen voeren veel klusjes uit.
Synoniem voor 'voeren uit':
A
absoluut
B
neertellen
C
verrichten
D
talloze
Slide 10 - Quiz
De brug is er slecht aan toe.
Tegenovergestelde voor 'is er slecht aan toe':
A
verkeert in goede staat
B
asymmetrisch
C
eindeloos
D
naar eigen zeggen
Slide 11 - Quiz
Ongelijk
(woord met voorvoegsel)
Wat is de betekenis?
A
wel hetzelfde
B
niet hetzelfde
C
niet mogelijk
D
wel mogelijk
Slide 12 - Quiz
Zorgeloos
Geef een omschrijving
A
met heel veel zorgen
B
met zorgen
C
zorgelijk
D
zonder zorgen
Slide 13 - Quiz
Als ik te laat ben voor school dan bedenk ik een smoes.
Geef een voorbeeld:
A
daarom kreeg ik straf
B
de brug stond open
C
morgen ga ik naar de kapper
D
iets wat je verzint
Slide 14 - Quiz
HERHALING THEORIE 1.3
1.3 Figuurlijk taalgebruik
Slide 15 - Slide
THEORIE
Woorden kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn.
Bij
letterlijk taalgebruik
bedoel je precies wat er staat.
Bart en Maya zetten de bloemetjes buiten
De bloemen die Bart en Maya in het tuincentrum hebben gekocht, krijgen een plekje in de tuin.
Slide 16 - Slide
THEORIE
Woorden kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn. Iemand gebruikt
figuurlijk taalgebruik
als hij wil overdrijven of als hij iets mooier wil maken.
Bart en Maya zetten de bloemetjes buiten
Bart en Maya vieren uitbundig feest.
Slide 17 - Slide
THEORIE
Een uitdrukking is altijd figuurlijk bedoeld. Voorbeelden zijn:
onder één hoedje spelen
een open deur intrappen
twee zielen, één gedachte
twee handen op één buik
Slide 18 - Slide
OEFENEN
MAAK DE UITDRUKKING AF
Slide 19 - Slide
Maak de uitdrukking af:
Iemand voor vol ....
A
aanzien
B
geven
C
bloedt
D
hebben
Slide 20 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
Een appeltje voor de ...
A
dorst geven
B
hitte hebben
C
paarden kopen
D
dorst hebben
Slide 21 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
Zijn schaapjes op het ...
A
droge kennen
B
droge geven
C
land tellen
D
droge hebben
Slide 22 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
Met twee maten ...
A
kennen
B
geven
C
bloedt
D
meten
Slide 23 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
Doen alsof je neus ...
A
groeit
B
bloeit
C
bloedt
D
jeukt
Slide 24 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
Iemand ervan ...
A
langs komen
B
langs geven
C
meegeven
D
langs halen
Slide 25 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
Iets in de oren ...
A
kennen
B
stoppen
C
knopen
D
meten
Slide 26 - Quiz
NOG DRIE WOORDEN (UIT HET FILMPJE)
Slide 27 - Slide
Wat betekent:
ACCURAAT
A
ZORGZAAM
B
ZORGVULDIG
C
ZORGELIJK
D
ACCUAPPARAAT
Slide 28 - Quiz
Wat betekent:
INCOGNITO
A
TUSSENTIJDS
B
ONBEMIND
C
ONGEKLEED
D
ONBEKEND
Slide 29 - Quiz
Wat betekent:
RESTITUEREN
A
TERUGBETALEN
B
UIT ETEN GAAN
C
TERUGNEMEN
D
ALLEEN BLIJVEN
Slide 30 - Quiz
Slide 31 - Slide
More lessons like this
Woordenschat - Figuurlijk taalgebruik
October 2022
- Lesson with
13 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3 - P1a
March 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.1 + 1.2 + 1.3
October 2021
- Lesson with
33 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.1 + 1.2 + 1.3
November 2021
- Lesson with
30 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3 / 1.4
April 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3
October 2021
- Lesson with
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3
November 2021
- Lesson with
26 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3 -figuurlijk taalgebruik
March 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1