hv1p woe 9 feb - 1

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?


  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?


  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?

  • We lezen in Alaska
  • We kijken de gemaakte opdrachten na
  • We starten met een nieuw hoofdstuk, en leren over tekstverbanden en signaalwoorden
  • Jullie maken opdrachten 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions



We lezen
Alaska

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Nakijken - opdracht 1
1 Wat is het onderwerp van de tekst?
2 Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding van de tekst? Leg uit.
3 Hoe maakt de schrijver de lezer nieuwsgierig naar de rest van de tekst?
4 Bedenk een passend kopje boven het tekstgedeelte van alinea 2.
5 ‘[…] gaan de wenkbrauwen van enkele scholieren omhoog.’ Wat bedoelt de schrijver daarmee?


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Nakijken - opdracht 1
6 Wat is de reden voor het optreden van DJ Quintino op de Hoornse school?
7 Deze tekst heeft geen 'echte' slotalinea. Mag dat?
8 Wat is de hoofdgedachte van de tekst? 
9 Wat is de meest bijzondere gebeurtenis die jij op school hebt meegemaakt?












Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Even herhalen
Het eerste deel van een tekst is de .......
Hierin wordt duidelijk gemaakt wat het ....... van de tekst is. 
Soms staat hierin een grappige situatie, dat heet een ......

Het laatste deel van een tekst is het ......
Daarin vind je bijvoorbeeld een ...... of een korte samenvatting.
Bij nieuwsberichten ontbreekt vaak het ......

Slide 6 - Slide

Doel = voorkennis activeren.

Klassikaal bespreken.
Hardop denken. 

Even herhalen
De ...... van een tekst is één volledige zin, die het belangrijkste samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.
De hoofdgedachte kan letterlijk in de tekst staan, maar soms moet je die ......

Om te bepalen wat de hoofdgedachte van een tekst is moet je de tekst ...... lezen. 

Slide 7 - Slide

hoofdgedachte 
verzinnen

precies
We leren over tekstverbanden en signaalwoorden
We gaan leren over:
  • tekstverbanden
  • signaalwoorden
Aan het eind van deze les kan je:
  • tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden
  • chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden in een tekst herkennen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

We leren over signaalwoorden
Welk woord past er op de stippellijn?
Ik ga naar de sportschool, ........ ik mijn huiswerk gemaakt heb. 

A maar
B nadat
C zoals
D bovendien

Slide 9 - Slide

Wisbordjes!
Doel = voorkennis activeren 

We leren over signaalwoorden
Welk woord past er op de stippellijn?
........ vind ik die schoenen lelijk en ........ is het duur.

A Om te beginnen - bovendien
B Hoewel - echter
C Ondanks - niet alleen
D Zoals - toch

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

We leren over signaalwoorden
Welk woord past er op de stippellijn?
........ het slechte weer heb ik lekker gewandeld. 

A Bovendien
B Hoewel 
C Ondanks 
D Toch

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

We leren over signaalwoorden
Welk woord past er op de stippellijn?
Snoep ........ zure matten vind ik erg lekker. 

A intussen
B echter 
C terwijl  
D zoals

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

We leren over tekstverbanden
  • In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea’s met elkaar samen. Die samenhang heet het verband in de tekst.
    Door te letten op verbanden in de tekst, kun je de tekst beter begrijpen.

  • Je kunt verbanden vaak herkennen aan signaalwoorden.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

We leren over tekstverbanden
  • Er zijn verschillende soorten tekstverbanden
1. Een chronologisch verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.

Signaalwoorden waaraan je een chronologisch verband kunt herkennen, zijn: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort – ook jaartallen en data.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

We leren over tekstverbanden
2. In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Signaalwoorden waaraan je een opsommend verband kunt herkennen, zijn: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen … (maar) ook – ook liggende streepjes (–), getallen (1, 2, 3) of ‘dots’ (•).

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

We leren over tekstverbanden
3. In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd.

Signaalwoorden waaraan je een tegenstellend verband kunt herkennen, zijn: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant … aan de andere kant.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

We leren over tekstverbanden
4. In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Signaalwoorden waaraan je een toelichtend verband kunt herkennen, zijn: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband
Ik ga naar de sportschool, nadat ik mijn huiswerk gemaakt heb. 
Ondanks het slechte weer heb ik lekker gewandeld. 
Om te beginnen vind ik die schoenen lelijk en bovendien is het duur.
Snoep zoals zure matten vind ik erg lekker. 

Slide 18 - Drag question

Denken - delen - uitwisselen of klassikaal bespreken

Aan de slag!
Wat? Je maakt opdracht 1 en 2 op p. 108-111
Hoe? 5 min. zelfstandig en stil. 
Na 5 min. mag je fluisterend overleggen.
Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, steek je hand op.
Tijd? 10 minuten.
Resultaat? Dit is huiswerk voor na de vakantie.
Klaar? Dan maak je opdracht 4 op p. 112-113.
                                                           

timer
10:00

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd?
Over tekstverbanden en signaalwoorden.

Je kunt verschillende tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd?
Je kunt tekstverbanden herkennen met behulp van ........

We hebben vier verschillende soorten ........ besproken, 
namelijk ........ verband, opsommend verband, tegenstellend verband en toelichtend verband

Het signaalwoord 'maar' is een voorbeeld van een ........ verband. 

Slide 21 - Slide

Controleren