hv1p 15 feb - 1

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Je eigen leesboek
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Je eigen leesboek

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?

  • Lezen in je leesboek 
  • Opdracht 2 nakijken, lezen H3
  • Uitleg over tekstverbanden en signaalwoorden
  • Opdrachten maken 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Tijd om te lezen

Pak je boek erbij

We lezen in stilte

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Nakijken opdracht 2 
Wat? Je kijkt opdracht 2 na
Hoe? 5 min. zelfstandig en stil.
Na 5 min. mag je fluisterend overleggen.
Hulp? Lees je antwoordblad. Lukt het niet, steek hand op. 
Tijd? 10 minuten.
Resultaat? Check je resultaten, allemaal extra controle voor de toets.
Klaar? Dan maak je opdracht 3 of 4 op p. 78-81

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is het doel van deze les? 
Aan het einde van deze les weet je:

  • hoe een tekst is opgebouwd
  • wat een hoofdgedachte is
  • hoe je een hoofdgedachte kunt formuleren

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Even herhalen
Het eerste deel van een tekst is de .......
Hierin wordt duidelijk gemaakt wat het ....... van de tekst is. 
Soms staat hierin een grappige situatie, dat heet een ......

Het laatste deel van een tekst is het ......
Daarin vind je bijvoorbeeld een ...... of een korte samenvatting.
Bij nieuwsberichten ontbreekt vaak het ......

Slide 6 - Slide

Doel = voorkennis activeren.

Klassikaal bespreken.
Hardop denken. 

Even herhalen
De ...... van een tekst is één volledige zin, die het belangrijkste samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.
De hoofdgedachte kan letterlijk in de tekst staan, maar soms moet je die ......

Om te bepalen wat de hoofdgedachte van een tekst is moet je de tekst ...... lezen. 

Slide 7 - Slide

hoofdgedachte 
verzinnen

precies
We leren over tekstverbanden en signaalwoorden
We gaan leren over:
  • tekstverbanden
  • signaalwoorden
Aan het eind van deze les kan je:
  • tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden
  • chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden in een tekst herkennen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

We leren over signaalwoorden
Welk woord past er op de stippellijn?
Ik ga naar de sportschool, ........ ik mijn huiswerk gemaakt heb. 

A maar
B nadat
C zoals
D bovendien

Slide 9 - Slide

Wisbordjes!
Doel = voorkennis activeren 

We leren over signaalwoorden
Welk woord past er op de stippellijn?
........ vind ik die schoenen lelijk en ........ is het duur.

A Om te beginnen - bovendien
B Hoewel - echter
C Ondanks - niet alleen
D Zoals - toch

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

We leren over signaalwoorden
Welk woord past er op de stippellijn?
........ het slechte weer heb ik lekker gewandeld. 

A Bovendien
B Hoewel 
C Ondanks 
D Toch

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

We leren over signaalwoorden
Welk woord past er op de stippellijn?
Snoep ........ zure matten vind ik erg lekker. 

A intussen
B echter 
C terwijl  
D zoals

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

We leren over tekstverbanden
  • In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea’s met elkaar samen. Die samenhang heet het verband in de tekst.
    Door te letten op verbanden in de tekst, kun je de tekst beter begrijpen.

  • Je kunt verbanden vaak herkennen aan signaalwoorden.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

We leren over tekstverbanden
  • Er zijn verschillende soorten tekstverbanden
1. Een chronologisch verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.

Signaalwoorden waaraan je een chronologisch verband kunt herkennen, zijn: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort – ook jaartallen en data.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

We leren over tekstverbanden
2. In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Signaalwoorden waaraan je een opsommend verband kunt herkennen, zijn: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen … (maar) ook – ook liggende streepjes (–), getallen (1, 2, 3) of ‘dots’ (•).

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

We leren over tekstverbanden
3. In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd.

Signaalwoorden waaraan je een tegenstellend verband kunt herkennen, zijn: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant … aan de andere kant.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

We leren over tekstverbanden
4. In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Signaalwoorden waaraan je een toelichtend verband kunt herkennen, zijn: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband
Ik ga naar de sportschool, nadat ik mijn huiswerk gemaakt heb. 
Ondanks het slechte weer heb ik lekker gewandeld. 
Om te beginnen vind ik die schoenen lelijk en bovendien is het duur.
Snoep zoals zure matten vind ik erg lekker. 

Slide 18 - Drag question

Denken - delen - uitwisselen of klassikaal bespreken

Aan de slag!
Wat? Je maakt opdracht 1. Daarna opdr. 2 of 4 op p. 108-113
Hoe? 5 min. zelfstandig en stil. 
Na 5 min. mag je fluisterend overleggen.
Hulp? Lees je boek. Lukt het niet, steek je hand op.
Tijd? 10 minuten.
Resultaat? Dit is huiswerk voor na de vakantie.
Klaar? Dan maak je opdracht 4 op p. 112-113.
                                                           

timer
10:00

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd?
Over tekstverbanden en signaalwoorden.

Je kunt verschillende tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd?
Je kunt tekstverbanden herkennen met behulp van ........

We hebben vier verschillende soorten ........ besproken, 
namelijk ........ verband, opsommend verband, tegenstellend verband en toelichtend verband

Het signaalwoord 'maar' is een voorbeeld van een ........ verband. 

Slide 21 - Slide

Controleren