2.4 At the city theatre + herhaling HAVE GOT/HAS GOT-TELLING TIME

Today: 
  • Test UNIT 2 -what do I need to learn ???
  • Grammar review: HAVE GOT/HAS GOTTelling time
  • Phrases 2.4 - practice
  • Work on your week task



1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Today: 
  • Test UNIT 2 -what do I need to learn ???
  • Grammar review: HAVE GOT/HAS GOTTelling time
  • Phrases 2.4 - practice
  • Work on your week task



Slide 1 - Slide

Test UNIT 2 - what do I need to learn ???
Leren voor deze toets:

  • Grammar: Rangtelwoorden/Dagen en maanden/Klokkijken/Have got - blz. 147-148
  • Words - blz. 149-150 
  • Phrases - blz. 151







Woorden uit het boek moet je van NL->EN en EN->NL kunnen vertalen (beide kanten dus!); zinnen alleen van EN->NL

Slide 2 - Slide

Steffi's friend
Tim's friend
Name
Height (lengte)
Weight (gewicht)
Hair
Eyes
Hobby/things
Exercise 56, p. 88

Slide 3 - Slide

Now write 5 sentences about Wayne or Jasmin: 

1. His/Her name is....... .
2. He/She is .............. .
3. He/She isn't .......... .
4. ................. has got................. .
5. .................. hasn't got............. .
6.  .................likes...................

Slide 4 - Slide

have got = hebben
I
You

She
He 
It

We 
You 
They
I
You

She
He 
It

We 
You 
They
Je mag het ook afkorten:
have got
have got

has got
has got
has got

have got
have got
have got
've got
've got

's got
's got
's got

've got
've got
've got

Slide 5 - Slide

Have got/has got grammar quiz!
📝There are 10 questions in this quiz.

⏰Answer all the questions before the time runs out.
📝Write your answers down on a sheet of paper.
How many points have you got?

Slide 6 - Slide

Maak deze zinnen af. Schrijf ze voluit.
1. I have got.................
2. You have got................
3. My best friend has got.............
4. Ann and Jack have got.................

Slide 7 - Open question

Work on exercises in your workbooks:
Do:
ex. ex. 57-61 p. 88
Self-test (online->Unit2->Self-test)


Finished? Leren voor de toets:
- alle Grammar Unit 2

- Words - blz. 149-150 
- Phrases - blz. 151









Slide 8 - Slide

Maak een afspraak in het Engels. Gebruik zoveel mogelijk Phrases uit opdrachten 54-55, blz. 86
                      
              Speaker 1:

  • Zeg gedag.
  • Zeg dat je kaartjes hebt voor een concert/film.... Je mag het zelf verzinnen.
  • Stel voor om samen te gaan.
  • Stel voor om bij jou thuis af te spreken.
  • Doe een voorstel hoe jullie daar naartoe gaan.
  • Neem afscheid.
                                
                    


                       Speaker 2:

  • Groet terug.
  • Zeg wat je ervan vindt.
  • Zeg dat je wel mee wilt. Vraag waar jullie afspreken.
  • Vraag hoe je naar het concert gaat.
  • Zeg dat jullie dat zullen doen.
  • Neem afscheid.





timer
10:00

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Hele uren geef je aan met o’clock: three o’clock.

minutenwijzer tussen de 12 en de 6: past
 over 8.15 (a) quarter past eight 8.20 twenty past eight 8.30 half past eight
minutenwijzer tussen de 6 en de 12: to
 voor 8.40 twenty to nine 8.45 (a) quarter to nine 8.50 ten to nine

Slide 11 - Slide

How to play? Click here.
you-can-come?
love-I'd-to come!
is-when-the show?
on Sunday-you-at 2-see.
is-what time-the show?
we-what time-meet-can?
7 o'clock-about-how?
for the weekend-plans-any?
go-we-by train-can?
Study Phrases 2.2 on page 73.

Then make correct sentences.

Slide 12 - Slide

Questions ?
 ...

Slide 13 - Slide