- 2.4 Are you going to the festival?(Reading and Listening)
- Grammar: to havegot
- Work on exercises in your Workbook
Goal: I know how to use all forms of to have got correctly
(aan het eind van de les kunnen we de vorm van to have got toepassen)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
This week ...
- 2.4 Are you going to the festival?(Reading and Listening)
- Grammar: to havegot
- Work on exercises in your Workbook
Goal: I know how to use all forms of to have got correctly
(aan het eind van de les kunnen we de vorm van to have got toepassen)
Slide 1 - Slide
Reading and Listening
2.4 Are you going to the festival?
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
have got = hebben
I
You
She
He
It
We
You
They
I
You
She
He
It
We
You
They
Je mag het ook afkorten:
have got
have got
has got
has got
has got
have got
have got
have got
've got
've got
's got
's got
's got
've got
've got
've got
Slide 6 - Slide
Have got/has got grammar quiz!
📝There are 10 questions in this quiz.
⏰Answer all the questions before the time runs out.
📝Write your answers down on a sheet of paper.
How many points have you got?
Slide 7 - Slide
Maak deze zinnen af. Schrijf ze voluit. 1. I have got................. 2. You have got................ 3. My best friend has got............. 4. Ann and Jack have got.................
Slide 8 - Open question
Maak een afspraak in het Engels. Gebruik zoveel mogelijk Phrases uit opdrachten 54-55, blz. 86
Speaker 1:
Zeg gedag.
Zeg dat je kaartjes hebt voor een concert/film.... Je mag het zelf verzinnen.
Stel voor om samen te gaan.
Stel voor om bij jou thuis af te spreken.
Doe een voorstel hoe jullie daar naartoe gaan.
Neem afscheid.
Speaker 2:
Groet terug.
Zeg wat je ervan vindt.
Zeg dat je wel mee wilt. Vraag waar jullie afspreken.
Vraag hoe je naar het concert gaat.
Zeg dat jullie dat zullen doen.
Neem afscheid.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Work on:
- ex. 46-55 , p. 83in your WB
- Finished? ->
Study Words 2.4 (find the Quizlet link in Magister->huiswerk)
Do Practise more online (Unit 2->Lesson 4->Practise more)
Slide 12 - Slide
Uit welke twee woorden kan ik kiezen als ik het woord 'hebben' moet vertalen? (spatie tussen 2 woorden)
Slide 13 - Open question
I ___ a ticket for 'Direct' concert!
A
have got
B
has got
Slide 14 - Quiz
My parents ___ a blue car.
A
have got
B
has got
Slide 15 - Quiz
My dad ____ blond hair, my mom ____ brown hair.
A
have got- have got
B
have got - has got
C
has got- has got
Slide 16 - Quiz
Greg ____ beautiful long hair. His parents _____ short grey hair.
A
have got - has got
B
has got - have got
C
has got - has got
D
have got - have got
Slide 17 - Quiz
Ik kan de juiste vorm van TO HAVE GOT gebruiken.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
misschien
Slide 18 - Quiz
Maak deze zinnen af. Schrijf ze voluit. 1. I have got................. 2. You have got................ 3. My best friend has got............. 4. Ann and Jack have got.................
Slide 19 - Open question
Have got/has got grammar quiz!
📝There are 10 questions in this quiz.
⏰Answer all the questions before the time runs out.
📝Write your answers down on a sheet of paper.
How many points have you got?
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Maak een afspraak in het Engels. Gebruik zoveel mogelijk Phrases uit opdrachten 54-55, blz. 86
Speaker 1:
Zeg gedag.
Zeg dat je kaartjes hebt voor een concert/film.... Je mag het zelf verzinnen.
Stel voor om samen te gaan.
Stel voor om bij jou thuis af te spreken.
Doe een voorstel hoe jullie daar naartoe gaan.
Neem afscheid.
Speaker 2:
Groet terug.
Zeg wat je ervan vindt.
Zeg dat je wel mee wilt. Vraag waar jullie afspreken.