Versterkende Bijwoorden en Voorzetsels van Plaats

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

WELCOME

Goals

At the end of this lesson...

• you know how to use 'Versterkende bijwoorden en voorzetsels' in English.

Lees deze tekst:

Versterkende bijwoorden

• Je kunt een versterkend bijwoord gebruiken om de betekenis van het volgende woord te versterken. 

• Ze staan voor het woord waarover ze iets zeggen.

• That level is incredibly difficult.
• He is so strong

Crocodiles are ... dangerous animals

1. so
2. extremely

It is a ....... long flight to Australia

1. very
2. sometimes

Matthew is ....... lazy

1. still
2. incredibly

We are ....... excited about going to the amusement park

1. so
2. all

I ....... love Christmas!

1. very
2. really

Versterkende bijwoorden

• De volgende versterkende bijwoorden worden veel gebruikt

Schrijf de zin met een versterkende bijwoord:

My friend is ______ tall! He is almost 2 meters!

Schrijf de zin met een versterkende bijwoord:

I am ______ afraid of snakes.

Schrijf de zin met een versterkende bijwoord:

Dan is _______ happy that he passed the test.

Schrijf de zin met een versterkende bijwoord:

The car ride to Spain was ________ boring.

Schrijf de zin met een versterkende bijwoord:

Sally ______ likes school. She's ______ smart!

Questions?

QUESTIONS?

Voorzetsels van plaats

• Je gebruikt voorzetsels van plaats om aan te geven waar iemand is. 

• Bijvoorbeeld:

• De muis staat achter de bank
• The mouse is behind the couch

Voorbeeld:

• I'm standing behind the chair.

• I'm standing in front of the chair.

• I'm standing next to the chair.

• I'm standing between the chairs.

• I'm standing on the chair.

Voorzetsels van plaats

Leer deze uit je hoofd!

Plaats de voorzetsel in het huisje

in

above

behind

in front of

next to

01:50

Hoe vertaal je: ik zit op school nu

1. I am at school now
2. I am on school now

02:15

Hoe vertaal je: ik zie je bij de bioscoop.

1. I will see you by the cinema.
2. I will see you at the cinema.

Kies de juiste voorzetsel van plaats:

We can choose ____two starters.

1. at
2. in
3. on
4. between

Kies de juiste voorzetsel van plaats:

Do you put sugar __ your coffee?

1. at
2. on
3. in
4. above

Kies de juiste voorzetsel van plaats:

The vase is __ the dining table.

1. at
2. on
3. in
4. above

Kies de juiste voorzetsel van plaats:

We live __ the train station

1. at
2. on
3. in
4. near

Questions?

QUESTIONS?

OPDRACHTEN

Unit 1: Reading (online - 1.4) 

opdrachten 5 t/m 8 

BASIS: blz 30 + 31

KADER: blz 29 t/m 31

Klaar? Word trainer en verstek jezelf (online)