Varieert het woordgebruik, fouten met idiomatische uitdrukkingen komen nog voor.
Net als bij het examen Spreken gaat het hierbij zowel bij niveau 2F als 3F om de productieve woordenschat, de woorden, uitdrukkingen, gezegdes, spreekwoorden en vergelijkingen die je gebruikt. Probeer daarbij te variëren. Niet en toen ….. en toen …. Let ook op het goed gebruik van de voorzetsels. Kijk ook uit bij het woordje “dus”, vervang dat af en toe door “daarom”.