Introductie van percentages

1 / 19
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Startklaar 
       
       Pak je Chromebook/ laptop voor je
       Start je Chromebook/ laptop op
       Log in op www.lessonup.app 
       Stop je telefoon in het zakkie en in je tas 
      
timer
2:30

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les ...

kan ik aangeven wat 100% (alles), 75% (drie kwart), 50% (de helft) en 25% (een kwart) is. 

Slide 3 - Slide

Wat is de helft?
A
B
C
D

Slide 4 - Quiz

Wat is een kwart?
A
B
C
D

Slide 5 - Quiz

De helft van de kinderen heeft een boek geleend bij de bibliotheek.
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 6 - Quiz

Een kwart van de heg is gesnoeid.
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 7 - Quiz

Driekwart van de kinderen krijgt zakgeld.
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 8 - Quiz

Is het aantal blonde kinderen
meer of minder dan 50%?
A
meer dan 50%
B
minder dan 50%

Slide 9 - Quiz

Er zijn 36 dieren op de boerderij. 25 % van de dieren zijn kippen. Hoeveel kippen zijn dat?

Slide 10 - Open question

Hoeveel vragen had je goed?
07

Slide 11 - Poll

6 of 7 vragen goed, dan ga je zelfstandig aan de slag met een opdracht.

5 vragen goed, dan kan je zelf beslissen of je mee doet met de instructieles.

Minder dan 5 vragen goed, dan doe je mee met de instructieles.

Slide 12 - Slide

Het is handig om met percentages te kunnen rekenen. 

Zo kun je bijvoorbeeld uitrekenen hoeveel klassen het nieuws kijken 's ochtends. 

Slide 13 - Slide

100% is alles. 

Als 8 planten hebt waarvan er 100% groene bladeren heeft, hebben 8 planten groene balderen. 

Slide 14 - Slide

50% is hetzelfde als de helft. 

Als er 6 kinderen in mijn groepje zitten en 50% daarvan is aanwezig, dan is de helft van mijn groepje aanwezig. De helft van 6 is 3. 
25% is hetzelfde als kwart. 

Als er 16 kinderen zijn op een feest waarvan er 25% een broek aan. Een kwart reken je uit door het totaal door 4 te delen. 16 : 4 = 4, dus 4 kinderen hebben een broek aan.

Slide 15 - Slide

Er zijn 12 kinderen op een feest.
25% van de kinderen zit op dansen.
Hoeveel kinderen zijn dat?

Slide 16 - Open question

EXIT TICKET

Slide 17 - Slide

Wat heb je geleerd? 

Ik kan aangeven wat 100% (alles), 50% (de helft) en 25% (een kwart) is.

Slide 18 - Slide

Reken uit op je wisbordje

Slide 19 - Slide