KWT Nsk1 3GT

KWT Nsk1 3GT
Heb je specifieke vragen => 
graag via vooraf via teams vermelden

Alst-Wiefferink, E.C.M. (Alice) van
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

KWT Nsk1 3GT
Heb je specifieke vragen => 
graag via vooraf via teams vermelden

Alst-Wiefferink, E.C.M. (Alice) van

Slide 1 - Slide

H8 Het weer
  • 8.1 Starten
  • 8.2 Temperatuur
  • 8.3 Wolken en neerslag
  • 8.4 Wind
  • 8.5 Extreem weer 
  • PTA H8 op 12 oktober 2023

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 8.2 - 8.3
Aan het eind van deze paragraaf kan ik:
  

  • Ik kan beschrijven wat temperatuur is en hoe meet ik de temperatuur
  • Ik kan beschrijven welke soorten thermometers er zijn.
  • Ik kan vertellen wat een wolk en neerslag is
  • Ik kan omschrijven wat de atmosfeer is
  • Ik kan rekenen met luchtvochtigheid

Slide 3 - Slide

                        De Weerhut:

           Wie weet wat een weerhut is?


  • Kastje waar de lucht doorheen kan stromen maar waar zon en neerslag geen invloed op de temperatuur hebben

  • Staat op 1,5 meter boven de grond

Zo kan de luchttemperatuur betrouwbaar gemeten worden.
Figuur 1: Een weerkundige leest de temperatuur af.

Slide 4 - Slide

Lord Kelvin
Natuurkundige
1842 - 1907

Absolute nulpunt (-273 C) als ijkpunt (0 Kelvin)

Slide 5 - Slide

Absolute nulpunt
Dit is de temperatuur waarbij de moleculen helemaal stil liggen.

0 Kelvin
=
  • - 273 graden Celcius

Slide 6 - Slide

De vloeistofthermometer ijken
Eigenschap van water
  • Smeltpunt
  • Kookpunt

Lineair verband 

Slide 7 - Slide

bimetaal thermometer
  • Een bimetaal bestaat uit twee trips van verschillende metalen die stevig met elkaar zijn verbonden.
  • Als de temperatuur stijgt, zet de ene strip sterker uit dan de andere. Hierdoor trekt het bimetaal krom.
  • Bij verwarmen zet Messing zet meer uit dan staal => buitenbocht

Slide 8 - Slide

Faseovergangen

Slide 9 - Slide

Deeltjesmodel en fase-overgangen
De drie eigenschappen van het deeltjesmodel  
  • moleculen veranderen niet, bewegen altijd en trekken elkaar aan
De drie fasen van een stof
  • vast, vloeibaar en gasvormig
De 6 fase overgangen van een stof
  • sublimeren, rijpen
  • verdampen, condenseren
  • stollen/bevriezen, smelten

Slide 10 - Slide

Het dauwpunt
  • De temperatuur waarbij waterdamp begint te condenseren heet het dauwpunt.
  • Wolken ontstaan op hoogten waar de tempereratuur is afgekoeld tot het dauwpunt
  • De lucht zit dan "vol" met waterdamp

  • Past in warme of koude lucht meer waterdamp?

Slide 11 - Slide

luchtvochtigheid
Wat is luchtvochtigheid?
  • luchtvochtigheid is de hoeveelheid  waterdamp (g/m3) in de lucht.
Wat is relatieve luchtvochtigheid?
  • geeft de hoeveelheid waterdamp, t.o.v. de maximale mogelijke hoeveelheid waterdamp, in procenten
Rel. Luchtvochtigheid = 
         hh waterdamp in lucht : max. hh waterdamp x 100%

Slide 12 - Slide

Aan de slag...
Maken opgaven H8.2 + H8.3 => kiezen uit:
  • HW docent Nask1 afmaken
  • "Extra oefening" in Learnbeat
  • "Plusvragen" in Learnbeat 

Tijdens maken opgaven is het STIL in de klas
Vragen => Hand opsteken

Indien goed gewerkt => Laatste 10 min een korte quiz

Slide 13 - Slide

Bestaat er een lagere temperatuur dan 0K
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Bereken de temperatuur in graden Celsius als de temperatuur 200 K is
A
-73
B
473
C
73
D
kan niet

Slide 15 - Quiz

Een stof wordt afgekoeld. Op een gegeven moment daalt de temperatuur van de stof niet meer.
Hoe heet deze temperatuur en welke temperatuur is het?
A
Het absolute vriespunt bij 0 K
B
Het absolute nulpunt bij 0 K
C
Het absolute vriespunt bij 0 ℃
D
Het absolute nulpunt bij 0 ℃

Slide 16 - Quiz


Per graad temperatuurstijging, zet aluminium 2x zoveel uit dan staal. Welke richting zal het bimetaal kromtrekken als de temperatuur groter wordt?
A
Beneden
B
Boven

Slide 17 - Quiz

Welke fase is een stof na condenseren?
A
Vaste fase
B
Vloeistof fase
C
Gasfase

Slide 18 - Quiz

Welke fase is water als het 105°C is?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 19 - Quiz

Wat is mist?
A
kleine vlokjes bevroren water
B
kleine druppels vloeibaar water
C
kleine gasvormige waterdampbelletjes
D
waterdampdruppels in gasvormige lucht

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

KWT Nsk1 3GT
Heb je specifieke vragen => 
graag via vooraf via teams vermelden

Alst-Wiefferink, E.C.M. (Alice) van

Slide 22 - Slide

H8 Het weer
  • 8.1 Starten
  • 8.2 Temperatuur
  • 8.3 Wolken en neerslag
  • 8.4 Wind
  • 8.5 Extreem weer 
  • PTA H8 op 12 oktober 2023

Slide 23 - Slide

Omrekenen
  • 1 bar = 1,0 x 105 Pa
  • 1 bar = 1000 mbar
  • 1 mbar = 1 hPa = 100 Pa
  • 1 Pa = 1 N/m2

Rood => staat in binas!

Slide 24 - Slide

Hoeveel Pascal is gelijk aan 1 bar?
A
100 000 Pa
B
1 Pa
C
10 hPa
D
1 hPa

Slide 25 - Quiz

Hoeveel mbar is gelijk aan 950 hPa?
A
0,950
B
950 000
C
950
D
1:950=0,0011

Slide 26 - Quiz

Werking barometer
Druk op witte doosje bepaald hoe de staaf met daaraan het tandwiel beweegt

Hoge luchtdruk 
  • => staaf beweegt omhoog/omlaag?
  • => tandwiel draait naar links/rechts?
  • => wijzer draait naar links/rechts?

Slide 27 - Slide

Wanneer is er sprake van een hoog luchtdrukgebied?
A
Bij stijgende lucht en een hoge dichtheid
B
Bij dalende lucht en een hoge dichtheid
C
Bij dalende lucht en een lage dichtheid
D
Bij stijgende lucht en een lage dichtheid

Slide 28 - Quiz

Wat is een isobaar?
A
Een dun doosje in de barometer
B
Een ruimte waar de druk hoger is dan erbuiten
C
Een lijn op de weerkaart dat punten met gelijke druk met elkaar verbindt
D
Hier wordt uitgegaan van een gemiddelde luchtdrukgebied

Slide 29 - Quiz

Hoge druk gebied:
Hoge druk = dalende lucht
Symbool op de kaart = H
Getal > 1000 mbar is H

Welk weertype hoort bij H?
  • geen bewolking, warm in de zomer en koud in de winter
Laag druk gebied
Lage druk = stijgende lucht
Symbool op de kaart = L
Getal < 1000 mbar = L

Welk weertype hoort bij L?
  • wolken, neerslag, koel in zomer, zacht in de winter

Isobaar: een lijn op de weerkaart dat punten met gelijke druk met elkaar verbindt

Slide 30 - Slide

Hoe wordt de druk in een fietsband gemeten?
A
Met een Barometer
B
Met een stopwatch
C
Met een manometer
D
Met een bimetaal thermometer

Slide 31 - Quiz

Wat meet een manometer?
A
De temperatuur van de binnenband
B
De luchtdruk buiten de band
C
De daadwerkelijke druk in de fietsband
D
De overdruk in de fietsband

Slide 32 - Quiz

Overdruk / onderdruk

  • Druk meten in een ruimte => Manometer (eenheid bar)

  • Manometers geeft overdruk weer (verschil luchtdruk buiten - binnen)

  • Luchtdruk in band = luchtdruk buiten band + overdruk in band

Slide 33 - Slide

Wat is de formule voor het berekenen van de afstand van onweer?
A
Afstand (s) = snelheid (v) - tijd (t)
B
Afstand (s) = snelheid (v) / tijd (t)
C
Afstand (s) = snelheid (v) + tijd (t)
D
Afstand (s) = snelheid (v) x tijd (t)

Slide 34 - Quiz


Tussen de bliksem en de donder zit zes seconden Hoe ver is het onweer ongeveer verwijderd ?
A
1 km
B
2 km
C
340 km
D
340 m/s

Slide 35 - Quiz

Bliksem en donder

Waarom zie je pas eerst de bliksemstraal en hoor je later de donder?
  • Snelheid licht     =  300 000 000 000 m/s  (300 miljard-meter/s)
  • Snelheid geluid =                               340 m/s

Formule: afstand onweer?
  • Afstand (s) = snelheid (v)  x  tijd (t)
  • s= afstand in meters    ;    v = snelheid in m/s    ;    t = tijd in seconden

Slide 36 - Slide

Aan de slag...
Ga naar Learnbeat H8.6 "verder kijken"
kiezen uit:
  • Vraag A, B, C en D
  • Zelf oefenen (blauwe balk) 

Tijdens maken opgaven is het STIL in de klas
Vragen => Hand opsteken

Indien goed gewerkt => Laatste 10 min een filmpje

Slide 37 - Slide

0

Slide 38 - Video