7.3 Leestekens: komma

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
aan het begin van de zin
B
bij namen
C
namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken
D
bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

-d of -t?
broden -->broo
A
broot
B
brood

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

-d of -t?
muggenbul..
A
-d
B
-t

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de meervoudsvorm
van het woord avocado?

Slide 8 - Open question

Het enkelvoud eindigt op de enkele lange klinker 'o'.
Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

welke is goed?
A
pinda'tje
B
pindaatje

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf je het onderstaande woord met een hoofdletter?
februari
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

kom een keer op proef met ons mee trainen bij de volleybalvereniging!

Moet 'volleybalvereniging' met een hoofdletter?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf je het onderstaande woord met een hoofdletter?
april
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf je het onderstaande woord met een hoofdletter?
alkmaar
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf je het onderstaande woord met een hoofdletter?
duitse
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Link

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Gebruik je een komma bij:

tussen de delen van een opsomming
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Gebruik je een komma bij:

voor het voegwoord 'en'
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Gebruik je een komma bij:

voor het voegwoord 'terwijl'
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Is de komma juist gebruikt?

Ina belde haar moeder, en vertelde wat er was gebeurd.
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Is de komma juist gebruikt?

Mijn vader was al ongerust geworden, omdat hij zo lang niets van me had gehoord.
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Waarom staat er een komma in de zin?

Terwijl mijn moeder boodschappen deed, stak mijn vader alvast de barbecue aan.
A
omdat er een opsomming in de zin staat
B
omdat er een voegwoord achter staat
C
omdat er twee persoonsvormen naast elkaar staan

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Waarom staat er een komma in de zin?

Wij willen graag de tomatensoep, de dagschotel en de fruitsalade.
A
omdat er een opsomming in de zin staat
B
omdat er een voegwoord achter staat
C
omdat er twee persoonsvormen naast elkaar staan

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

In welke zin ontbreekt de komma?
A
Door de slechte organisatie liep de hele open dag in het honderd.
B
Frida en Elske zijn al heel lang vriendinnen.
C
Op de laatste dag hebben we met z'n allen de lokalen schoongemaakt.
D
Voordat je naar binnen gaat moet je goed je voeten vegen.

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions