Cursus 7. par. 3. Hoofdletters en komma

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 3 - Quiz

Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
Aan het begin van de zin.
B
Bij namen
C
Bij namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken.
D
Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.

Slide 4 - Quiz

Schrijf je het onderstaande woord met een hoofdletter?
februari
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

Kom een keer op proef met ons mee trainen bij de volleybalvereniging!

Moet 'volleybalvereniging' met een hoofdletter?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Schrijf je het onderstaande woord met een hoofdletter?
april
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Schrijf je het onderstaande woord met een hoofdletter?
alkmaar
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Schrijf je het onderstaande woord met een hoofdletter?
duitse
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Gebruik je een komma bij:

tussen de delen van een opsomming
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Gebruik je een komma bij:

voor het voegwoord 'en'
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Gebruik je een komma bij:

voor het voegwoord 'terwijl'
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Is de komma juist gebruikt?

Ina belde haar moeder, en vertelde wat er was gebeurd.
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Is de komma juist gebruikt?

Mijn vader was al ongerust geworden, omdat hij zo lang niets van me had gehoord.
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Waarom staat er een komma in de zin?

Terwijl mijn moeder boodschappen deed, stak mijn vader alvast de barbecue aan.
A
Omdat er een opsomming in de zin staat.
B
Omdat er een voegwoord achter staat.
C
Omdat er twee persoonsvormen naast elkaar staan.

Slide 20 - Quiz

Waarom staat er een komma in de zin?

Wij willen graag de tomatensoep, de dagschotel en de fruitsalade.
A
omdat er een opsomming in de zin staat
B
omdat er een voegwoord achter staat
C
omdat er twee persoonsvormen naast elkaar staan

Slide 21 - Quiz

In welke zin ontbreekt de komma?
A
Door de slechte organisatie liep de hele open dag in het honderd.
B
Frida en Elske zijn al heel lang vriendinnen.
C
Op de laatste dag hebben we met z'n allen de lokalen schoongemaakt.
D
Voordat je naar binnen gaat moet je goed je voeten vegen.

Slide 22 - Quiz