Poser des questions

Poser des questions
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Poser des questions

Slide 1 - Slide

Ken jij manieren
waarop je vragen
kunt stellen in het Frans?

Slide 2 - Mind map

Voorbeeldzin

Vous faites du sport?

Slide 3 - Slide

A. Manieren van vragen stellen zonder vraagwoord:
1.Een vraagteken achter de zin+ intonatie
ex.: Vous faites du sport?     
2. Est-ce que + gewone zin + ? 
ex.: Est-ce que vous faites du sport?
3. Inversie: pv en o omdraaien
ex: Faites-vous du sport? (Vergeet het koppelteken niet tussen pv en o)

  

Slide 4 - Slide

Vraagwoorden in het Frans

Slide 5 - Mind map

B. Manieren van vragen stellen met vraagwoord
1.  Vraagwoord aan het begin of einde van de zin.
ex. Comment vous vous appellez?/Vous vous appellez comment?

2.vraagwoord + est-ce que + gewone zin + ?
ex.:  Comment est-ce que vous vous appelez?


Slide 6 - Slide

De vraagwoorden...
Deze vraagwoorden moet je kennen, leer ze uit je hoofd!
où                                  waar 
pourquoi                    waarom
quand                          wanneer
qui                                 wie
Comment                  hoe
Qu'est-ce que          wat
Combien                    hoeveel






Slide 7 - Slide

Maak de volgende zin vragend: Vous habitez à Lille (manier 1).
timer
0:30

Slide 8 - Open question

Maak de volgende zin vragend: Vous parlez français. (manier 2)
timer
0:30

Slide 9 - Open question

Maak de volgende zin vragend: Vous vous appelez Alex. (manier 3)
timer
0:30

Slide 10 - Open question

Welk vraagwoord is hier nodig?
Votre anniversaire, c’est ... ?
timer
0:30
A
pourquoi
B
qui
C
combien
D
quand

Slide 11 - Quiz

Welke vragen zou je willen stellen? Inventariseer eerst voor jezelf.

Slide 12 - Mind map

Chapitre 5 - Bron H
Zorg dat dit in je schrift staat…. —> Hoe stel je een vraag in het Frans?
1. Zonder een vraagwoord
  •  gewone zin vragend maken (informeel-eerder gesproken taal)
  •  met “est-ce que” 
  • met inversie (formeel-eerder geschreven taal)

2. Met een vraagwoord
  • vraagwoord - "est-ce que" - rest van de zin
  •  vraagwoord - rest van de zin 

Slide 13 - Slide