H1: Hoeveel verdien je eraan? 1.3 je inkomsten en uitgaven

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Kun jij kopen wat je wilt?



1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Kun jij kopen wat je wilt?



Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?

           
  • Huiswerk nakijken 1.3 je inkomsten en uitgaven
  • Instructie indeling uitgaven en berekening van week naar maand
  • opdrachten van week naar maand
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Herhaling
  • Vorige les hebben we besproken
  • het verschil tussen een begroting maken en budgetteren
  • begroting = verwachte inkomsten en uitgaven van komende periode
  • budgetteren = het afstemmen van inkomsten en uitgaven van deze periode
  • soorten inkomsten
  • inkomen uit arbeid=loon
  • inkomen uit bezit= rente of huuropbrengsten
  • inkomen uit overdracht=inkomen waar je niks voor hoeft te doen zoals kinderbijslag, huurtoeslag, zorgtoeslag, AOW, andere uitkeringen.


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Opgave 2


2. Kies in onderstaande zinnen het juiste woord.
Een overzicht maken van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de
komende periode noem je een  budgetteren.
Het afstemmen van je inkomsten op je uitgaven noem je begroten. 


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

opdracht 3
a. Bijvoorbeeld: snoep, eten en drinken en games.
b Schrijf 1,4 miljoen voluit.

1.400.000
c Bereken hoeveel jongeren er geld uitgeven aan cadeaus.

896.000

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

opdracht 4
4a. inkomsten: € 156,--          b. € 171,--
4b. Meer zakgeld / kleedgeld vragen, meer uren gaan werken
4c. Bijvoorbeeld: Bezuinigen op haar uitgaven, minder uitgaan / minder kleding kopen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 5
a. beloning een game: in natura
b. loon ontvangen: uit arbeid
c. kleedgeld van ouders : overdrachtsinkomen
d. verhuur appartementen: uit bezit

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

1.3 Je inkomsten en uitgaven
Leerdoelen:

  • indeling van de uitgaven
  • berekenen van maandloon naar weekloon en andersom

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Indeling van de uitgaven
De uitgaven kun je als volgt indelen

  • Dagelijkse uitgaven of huishoudelijke uitgaven. Dit zijn alledaagse uitgaven. Voorbeelden: eten en drinken, verzorgingsproducten, cadeautje, uitgaan
  • Vaste lasten: de uitgaven die je met vaste regelmaat maakt. Bijvoorbeeld gas en water, verzekeringen, huur of hypotheek, abonnementen
  • Incidentele uitgaven: Grote uitgaven waarvoor je geld moet reserveren (opzij leggen)  Bijvoorbeeld vakantie, luxe kleiding, apparaten

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

van weekloon naar maandloon en andersom
  • Een jaar = 12 maanden
  • Een jaar = 52 weken
  • Stel : je verdient € 40,00 per maand, hoeveel verdien je dan per week?
  • Eerst altijd naar het jaar rekenen
  • Dan naar de week of de maand, afhankelijk wat wordt gevraagd. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig aan het werk 
timer
20:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 6 t/m 10 op blz 20 t/m 21. Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 20 minuten de tijd
Klaar? 
Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Daarna help je een klasgenoot.

Slide 12 - Slide

Sponsopdracht: 1b en c
Wat is budgetteren?
A
geld opzij leggen
B
op elkaar afstemmen van inkomsten en uitgaven.
C
prioriteiten stellen
D
een aankoopbeslissing nemen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een begroting?
A
overzicht van inkomsten en uitgaven
B
uitgaven die regelmatig terugkeren
C
uitgaven voor boodschappen
D
Uitgaven die je niet zo vaak doet

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Een overzicht van je inkomsten en uitgaven noem je ..
A
Rekening
B
Overzicht
C
Begroting
D
Reserveren

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Uitgaven afstemmen op inkomsten
A
reserveren
B
investeren
C
budgetteren
D
bezuinigen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Als je voorlichting wilt over je inkomsten en uitgaven dan kun je hulp krijgen van ..
A
ANWB
B
Consumentenbond
C
Nibud
D
Midud

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn vaste lasten?
A
overzicht van inkomsten en uitgaven
B
uitgaven die regelmatig terugkeren, bedrag is meestal even groot
C
uitgaven voor boodschappen
D
Uitgaven die je niet zo vaak doet

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Een overzicht van je inkomsten en uitgaven noem je een ...
A
Budget
B
Nibud
C
Begroting
D
Excell

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Opgave 1 blz 8
Kies het juiste antwoord.

In bron 1/2 zie je een grondstof die uit de natuur gehaald wordt.
A
bron 1
B
bron 2

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Opgave 1 blz 8
Kies het juiste antwoord.

In bron 1/2 zie je een eindproduct dat aan de consument wordt verkocht.
A
bron 1
B
bron 2

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Afsluiten
Leerdoelen:

Je kunt nu:
  • indeling van de uitgaven
  • van week naar maand berekenen

Slide 23 - Slide

This item has no instructions