vragen §1-§2 §3

• Nask / Techniek
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

welke lichtbron gebruik je het meest

1. de zon
2. kaarsen
3. een lamp
4. tl-buis

het deel van de omgeving dat je kunt zien heet

1. omgevingszicht
2. gezichtsveld
3. kijkgat
4. bril

wat is een voorbeeld van een natuurlijke lichtbron

1. een lamp
2. een kaars
3. de zon
4. zaklantaarn

lichtstralen gaan wel of niet in rechte stralen

1. wel
2. niet

hoe ziet je spiegelbeeld eruit in een gewone spiegel

1. evengroet als jezelf
2. groter dan jezelf
3. kleiner dan jezelf

heel veel lichtstralen samen noem je

1. lichtinval
2. veel lichtstalen
3. een lichtbundel
4. fel licht

divergente lichtbundel betekend

1. niets
2. steeds verder uit elkaar
3. steeds dichter naar elkaar
4. Steeds op dezelfde afstand

convergete lichtbundel betekent

1. steeds verder uit elkaar
2. dichter naar elkaar toe
3. steeds dezelfde afstand
4. daar kun je niets over zeggen

doorzichtige materialen breken lichtstralen die schuin op het oppervlak vallen, hoe heet dit?

1. afsnijding
2. lichtnet
3. fake licht
4. lichtbreking

de hoek van breking hangt af van:

1. het materiaal
2. sterkte van het licht
3. vorm van het licht
4. afstand van het licht

licht wat loodrecht op glas valt breekt niet

1. waar
2. niet waar

een bolle lens

1. is aan de binnenkant dikker dan de buitenkant
2. is aan de buitenkant dikker dan aan de binnenkant
3. is overal even dik
4. daar kun je niets over zeggen.

een bolle lens is

1. positieve lens
2. negatieve lens
3. neutrale lens
4. geen lens

een vergrootglas is een

1. holle lens
2. bolle lens
3. rechte lens
4. alleen glas

welke letter is de afkorting voor brandpunt

1. V
2. B
3. P
4. F

de lijn door het midden van de lens heet

1. brandpunt
2. hoofdas
3. rechte lijn
4. evenwijdig

wat is waar? een holle lens

1. buigt lichtstralen naar elkaar toe
2. buigt lichtstralen van elkaar af
3. buigt een lichtstraal divergent
4. buigt een lichtstraal niet

Hoe heet de afstand van de lens tot het voorwerp

1. beeld afstand
2. logische afstand
3. voorwerpafstand
4. wegwerpafstand