1.1 4TL

1.1 Nederland wordt een democratie
Keuze uur geschiedenis 4TL
1 / 11
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.1 Nederland wordt een democratie
Keuze uur geschiedenis 4TL

Slide 1 - Slide

1.1 gaat over 'staatsinrichting'

  • Wat is staatsinrichting?

  • Staatsinrichting is de wijze waarop de staat, zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht.

  • Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan
  • Bij maatschappijleer leer je vooral hoe dit in Nederland werkt

Slide 2 - Slide

Bestuur van Nederland
  • 1815+ : is Nederland een constitutionele monarchie.
  • Een koninkrijk (monarchie) waarin de koning zich moet houden aan de grondwet (constitutie).

  • 1848+ : ook een parlementaire democratie.
  • Een land waarin de regering afhankelijk is van een parlement dat via algemeen kiesrecht is gekozen.

Slide 3 - Slide

Nederland is ook een rechtsstaat
  • Rechtsstaat
  • Land waarin burgers EN overheid zich aan de wet moeten houden.

  • Niemand wordt zomaar opgepakt.
  • Iedereen krijgt een eerlijk proces.
  • Machtenscheiding.

Slide 4 - Slide

Wat staat in artikel 1 in de grondwet?
A
Recht op gelijke behandeling
B
Vrijheid van meningsuiting
C
Vrijheid van vereniging
D
Aanwezigheid van vrije en eerlijke verkiezingen

Slide 5 - Quiz

Grondwet
  • Grondwet
  • Belangrijkste wet waarin staat hoe een staat geregeerd wordt en wat de grondrechten van de burgers zijn.

  • 1848+ : klassieke grondrechten
  • Vrijheid van godsdienst, meningsuiting, vereniging, etc.

  • 1983+ : sociale grondrechten
  • Recht op huisvesting, sociale zekerheid, gezondheidszorg, etc.


Slide 6 - Slide

Klassiek grondrecht
Sociaal grondrecht
vrijheid van meningsuiting
vrijheid van godsdienst
vrijheid van onderwijs
recht op onderwijs
recht op gezondheidszorg
recht op bestaanszekerheid

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Slide

Liberalen
  • In 1815 lag de politieke macht in handen van de koning.
  • Liberalen (= een persoon die streeft naar meer invloed en vrijheid in de politiek) waren hier ontevreden over.

Slide 9 - Slide

Thorbecke
  • 1848: grondwetsherziening 
  • Wijziging in de grondwet.

  • In andere landen braken revoluties (= grote verandering in korte tijd) uit waarbij koningen werden afgezet, zoals in Frankrijk.
  • Thorbecke (zie afb. links) schrijft de nieuwe grondwet.

Slide 10 - Slide

Wijzigingen van de grondwet
  1. De hoogste macht lag voortaan bij het parlement (= volksvertegenwoordiging gekozen door het volk).
  • In Nederland is de volksvertegenwoordiging de Staten-Generaal (= Eerste + Tweede Kamer).

2. De koning is onschendbaar (= hoeft geen verantwoordelijkheid af te leggen aan het parlement).
  • Er kwam ministeriële verantwoordelijkheid (betekent dat het parlement de ministers aanspreekt als de koning een fout maakt).
  • De koning mocht niets meer zeggen zonder toestemming van de minister-president.

Slide 11 - Slide