This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Aan het eind van de les
weet je dat 1 euro = 100 cent.
ken je onze munten en briefgeld.
kan je gebruik maken van de terugkerende 1-2-5 structuur in ons contant geld om gepast te betalen.
kan je omgaan met de verschillende manieren waarop je geldbedragen in het dagelijks leven tegenkomt (verkorte notatie met ,- of het weglaten van de twee nullen bij gehele bedragen, met het euroteken achter het bedrag of helemaal weggelaten, met een . in plaats van de ,).