KWT lj. 2 woordsoorten

KWT lj. 2 woordsoorten
basis - kader - mavo - havo
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

KWT lj. 2 woordsoorten
basis - kader - mavo - havo

Slide 1 - Slide

Basis

 zn- lw - bn- ww- vz- psv- bzv - tw
Kader

 zn- lw - bn- ww- vz- psv- bzv- tw 

Slide 2 - Slide

Mavo
zn- lw - bn- hww- zww - vz- psv- bzv- htw - rtw
Havo 
zn – lw – bn – vz – psv - wkww – zww – hww – kww – wvn – wgv - vrv – av – htw –– rtw – bzv - vw

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Wat is geen znw?
A
september
B
Sam
C
Leiden
D
winkelen

Slide 5 - Quiz

Is Jan een znw?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quiz

Wat is een znw?
A
verdriet
B
verdrietig
C
zielig
D
triest

Slide 7 - Quiz

Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal de, het of een voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Je kunt vaak de trappen van vergelijking erop toepassen.

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Video

Ik heb ze van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze

Slide 10 - Quiz

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij hem

Slide 11 - Quiz

Ik heb je gevraagd om je boeken op tafel te leggen.
Benoem de PSV en BZV in deze zin.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Video

22. Geef aan tot welk soort telwoord de telwoorden uit de tekst horen.
Bepaald hoofdtelwoord



Onbepaald hoofdtelwoord


Bepaald rangtelwoord



Onbepaald rangtelwoord
meerdere
paar
vijf

Slide 14 - Drag question

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Benoem het ww dat tussen haakjes staat.
Ik ben op school. (ben)
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord
D
wederkerend werkwoord

Slide 17 - Quiz

Benoem het ww dat tussen haakjes staat.
Ik bemoei me toch ook niet met jouw werk! (bemoei)
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord
D
wederkerend werkwoord

Slide 18 - Quiz

Benoem het ww dat tussen haakjes staat.
Ik wil de opdrachten gaan maken. (gaan)
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord
D
wederkerend werkwoord

Slide 19 - Quiz

Benoem het ww dat tussen haakjes staat.
Ik ben jarig geweest. (geweest)
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord
D
wederkerend werkwoord

Slide 20 - Quiz