Chemisch rekenen les 7 Hoofdstuk 8

1 / 44
next
Slide 1: Slide
ChemieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Hoeveel mol is 64,0 g zuurstofgas (O2)?
A
2,00 mol
B
2,50 mol
C
4,00 mol
D
4,50 mol

Slide 7 - Quiz

Hoe groot is de massa in gram van
5,00 mol H2O?
A
0,30 gram
B
3 gram
C
85,0 gram
D
90,0 gram

Slide 8 - Quiz

Hoe groot is de massa in gram van:
10 mmol S?
A
321 g
B
32,1
C
3,21
D
0,321

Slide 9 - Quiz

Hoe kom je daar dan nu weer bij?
Hoe groot is de massa van 10,0 mmol S

10,0 mmol S 
S = 32,1u

10,0 mmol = 0,010 mol 
m = 0,010 x 32,1 = 0,321 g

Slide 10 - Slide

Hoeveel mol H20 is 1000mL water? (p=0,998 g/mL)
A
17964 g/mol
B
998 g/mol
C
55,5 g/mol
D
18g/mol

Slide 11 - Quiz

Hoe kom je daar dan nu weer bij?
Hoeveel mol H2O is 1000 mL water (p=0,998 g/mL)

1000 mL water (ρ = 0,998 g/mL)  
m = ρ x V 1000 mL x 0,998 g/mL = 998 g

n = m / M 
n = 998 g / 18,0 g/mol = 55,4 mol

Slide 12 - Slide

Maar nu gaan we verder!
We gaan verder met hoofdstuk 8.3 Rekenen aan reacties, 
uit je Basischemie voor het MLO boek. 
Op Blz 112.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Gegeven de reactie:

SO3 + 2 NaOH = Na2SO3 + H2O

Wat is de verhouding? Hoeveel mol SO3 reageert er nu met hoeveel mol NaOH?
A
1Mol SO3, 2Mol NaOH
B
2Mol SO3, 2Mol NaOH
C
1Mol SO3, 1Mol NaOH

Slide 18 - Quiz

SO3 + 2 NaOH = Na2SO3 + H2O

Uit 2,5 mol NaOH ontstaat dan ... mol Na2SO4
A
1,00 mol Na2SO4
B
1,25 mol Na2SO4
C
2,00 mol Na2SO4
D
2,50 mol Na2SO4

Slide 19 - Quiz

Hoe komt ze daar nu weer bij?

Slide 20 - Slide

4 Fe + 3 O2 + 6 H2O = 4 Fe(OH)3

We gaan uit van 1 mol Fe.
Hoeveel mol O2 is er dan nodig?
A
0.75
B
0.0375
C
1.50
D
1.00

Slide 21 - Quiz

4 Fe + 3 O2 + 6 H2O = 4 Fe(OH)3

We gaan uit van 1 mol Fe.
Hoeveel mol H2O is er dan nodig.
A
0.75
B
2.50
C
1.50
D
1.00

Slide 22 - Quiz

4 Fe + 3 O2 + 6 H2O = 4 Fe(OH)3

We gaan uit van 1 mol Fe.
Hoeveel mol Fe(OH)3 is er dan ontstaan?
A
1.75
B
2.00
C
1.50
D
1.00

Slide 23 - Quiz

Hier de tekst en uitleg!

Slide 24 - Slide

Vraag 8a: Zie boek voor reactievergelijking.

Bij verbranding van ammoniak ontstaat er stikstofmonoxide. we willen 1.0mol NH3 volgens deze reactie omzetten.

Hoeveel mol O2 is er dan nodig?
A
1.00
B
1.25
C
1.50
D
1.75

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Vraag 9 van je boek:

Koper wordt aan het oppervlak langzaamaan aangetast door koolstofdioxide en zuurstof.

Als er 1,0 mol Cu volgens deze reactie wordt omgezet. hoeveel mol CO2 is er dan nodig?
A
0.50
B
0.75
C
1.00
D
1.50

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Hoeveel gram zuurstof is er nodig om 100 g Cl2 tot Cl2O3 te verbranden?
A
100 g
B
87.8 g
C
67.7 g
D
56.6 g

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

Aluminium reageert met chloorgas (zie boek).

Als je 1,00 mol AlCl3 wilt bereiden, hoeveel gram Al en hoeveel gram Cl2 zijn dan nodig?
A
27g Al en 100g Cl2
B
27g Al en 106.5g Cl2
C
54 g Al en 106.5 Cl2
D
54 g Al en 100g Cl2

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Hoe ging het vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Begrijp je hoofdstuk 4 en 6 nog steeds goed?

Slide 35 - Poll

Begrijp je hoofdstuk 8 nu goed?

Slide 36 - Poll

Oefen je thuis ook nog steeds?

Slide 37 - Poll

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video