les 43: verbanden

les 43: verbanden
Je leert de opbouw van een tekst herkennen met behulp van signaalwoorden.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

les 43: verbanden
Je leert de opbouw van een tekst herkennen met behulp van signaalwoorden.

Slide 1 - Slide

Wat bedoel je met:
inslaan als een bom

Slide 2 - Open question

Wat bedoel je met:
kommer en kwel

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Link

Wat is het signaalwoord:

Als het vriest, kunnen we misschien schaatsen.

Slide 5 - Open question

Om welk verband gaat het:

Als het vriest, kunnen we misschien schaatsen.
A
opsomming
B
tijd
C
reden, oorzaak, gevolg
D
voorwaarde

Slide 6 - Quiz

Wat is het signaalwoord:

Ik houd van schaatsen op sloten, kanalen en op dichtgevroren meren.

Slide 7 - Open question

Wat is het verband:

Ik houd van schaatsen op sloten, kanalen en op dichtgevroren meren.

A
opsomming
B
tijd
C
tegenstelling
D
voorwaarde

Slide 8 - Quiz

Wat is het signaalwoord:

Voordat ik ga schaatsen trek ik altijd een thermoshirt aan.

Slide 9 - Open question

Wat is het verband:

Voordat ik ga schaatsen trek ik altijd een thermoshirt aan.
A
opsomming
B
tijd
C
reden, oorzaak, gevolg
D
tegenstelling

Slide 10 - Quiz

Wat is het signaalwoord:

Dat is warmer dan wol, want je huid blijft droog als je zweet.

Slide 11 - Open question

Wat is het verband:

Dat is warmer dan wol, want je huid blijft droog als je zweet.
A
tijd
B
reden, oorzaak, gevolg
C
tegenstelling
D
voorwaarde

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de signaalwoorden:

Ik weet niet precies wanneer ik ben begonnen met schaatsen, maar ik weet wel dat het lang geleden is.


Slide 13 - Open question

Wat is het verband:

Ik weet niet precies wanneer ik ben begonnen met schaatsen, maar ik weet wel dat het lang geleden is.
A
opsomming en oorzaak
B
oorzaak en tijd
C
tegenstelling en voorwaarde
D
tijd en tegenstelling

Slide 14 - Quiz

Opdrachten
Wat is het signaalwoord?
Hoe noem je het bijhorende tekstverband?
Noteer eerst het signaalwoord, dan een komma en dan het tekstverband.

Bijvoorbeeld: 
bovendien, opsomming

Slide 15 - Slide

Het is hier heel mooi, maar heel duur.

Slide 16 - Open question

Wij gaan de kerk bekijken, omdat het in de zon snikheet is.

Slide 17 - Open question

Wil je een chocolade ijsje of een vanille ijsje ?

Slide 18 - Open question

Let goed op de uitleg van de gids, dan kan je het navertellen.

Slide 19 - Open question

Meestal gaat het goed, mits het niet te hard waait.

Slide 20 - Open question

Terwijl ik er achteraan rende, bleef iedereen staan wachten.

Slide 21 - Open question

Huiswerk deze week
  1. Maken les 43 (blz 90-91)
  2. Oefenen Drillsters 1+2 van les 43 + les 29-32 

Slide 22 - Slide