Self-test (22-02)

Welcome back V3K3!



Phone in the phonebag, coat in the hallway, books, notebook, Chromebook & a pen on your table. 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welcome back V3K3!



Phone in the phonebag, coat in the hallway, books, notebook, Chromebook & a pen on your table. 

Slide 1 - Slide

Today:
1. Recap
2. Homework check
3. Get to work!
4. Checking goals
5. Homework






Goals (aan het einde van de les...) :
-  Weet je hoe je de stof van unit 4 beheerst.
- Heb je goed meegedaan.
Important dates:





Slide 2 - Slide

1. Recap
Tijdens de recap ben je stil. Bij vragen of opmerkingen steek je je vinger op.

Slide 3 - Slide

1. Recap
  1. Wat is de functie van voegwoorden (conjunctions)?
  2. Welke verbanden kan een voegwoord aangeven (bv. tegenstelling)?
Tijdens de recap ben je stil. Bij vragen of opmerkingen steek je je vinger op.

Slide 4 - Slide

2. Homework check
Wat was het huiswerk?
Maken: Unit 4.4 opdr. 36 t/m 38 (p. 31 werkboek)
Practise more (online)
Leren: conjunctions

Ik kom controleren. 
Terwijl ik kom controleren mag je zachtjes kletsen met je buurvrouw.

Slide 5 - Slide

2. Homework check
Wat was het huiswerk?
Maken: Unit 4.4 opdr. 36 t/m 38 (p. 31 werkboek)
Practise more (online)
Leren: phrases lesson 4

We kijken samen opdracht  36 en 37 na (p. 31). 
Tijdens het nakijken ben je stil. Bij vragen of opmerkingen steek je je vinger op. 

Slide 6 - Slide

Conjunctions
(voegwoorden)
Je gebruikt voegwoorden om zinnen, zinsdelen en woorden aan elkaar te plakken en verbanden aan te geven.
 I love Adele's music. I like her voice.
I love Adele's music, because I like her voice.
 I am tired. I am going to bed.
I am tired, so I am going to bed.

Slide 7 - Slide

Conjunctions
(voegwoorden)
Verband tussen zinsdelen
Voegwoorden
opsomming
reden 
gevolg
tegenstelling
keuze
tijd
voorwaarde

and, both ... and
because
so
but
or
as soon as, until, when
if

Slide 8 - Slide

Conjunctions
(voegwoorden)
Kies de juiste conjunction bij onderstaande zinnen. Gebruik je tekstboek!
  1. She broke up with him because / or but she didn't love him anymore. 
  2. The sun is shining if / and / so they are going for a walk.
  3. I am extremely hungry but / until / or I don't have any food with me. 
  4. Do you prefer coffee or / and / when tea?
  5. He was sad or / when / but his dog died.

Slide 9 - Slide

Conjunctions
(voegwoorden)
Kies de juiste conjunction bij onderstaande zinnen. Gebruik je tekstboek!
  1. She broke up with him because she didn't love him anymore. = reden
  2. The sun is shining if / and / so they are going for a walk.
  3. I am extremely hungry but / until / or I don't have any food with me. 
  4. Do you prefer coffee or / and / when tea?
  5. He was sad or / when / but his dog died.

Slide 10 - Slide

Conjunctions
(voegwoorden)
Kies de juiste conjunction bij onderstaande zinnen. Gebruik je tekstboek!
  1. She broke up with him because she didn't love him anymore. = reden
  2. The sun is shining so they are going for a walk. = gevolg
  3. I am extremely hungry but / until / or I don't have any food with me. 
  4. Do you prefer coffee or / and / when tea?
  5. He was sad or / when / but his dog died.

Slide 11 - Slide

Conjunctions
(voegwoorden)
Kies de juiste conjunction bij onderstaande zinnen. Gebruik je tekstboek!
  1. She broke up with him because she didn't love him anymore. = reden
  2. The sun is shining so they are going for a walk. = gevolg
  3. I am extremely hungry but I don't have any food with me.  = tegenstelling
  4. Do you prefer coffee or / and / when tea?
  5. He was sad or / when / but his dog died.

Slide 12 - Slide

Conjunctions
(voegwoorden)
Kies de juiste conjunction bij onderstaande zinnen. Gebruik je tekstboek!
  1. She broke up with him because she didn't love him anymore. = reden
  2. The sun is shining so they are going for a walk. = gevolg
  3. I am extremely hungry but I don't have any food with me.  = tegenstelling
  4. Do you prefer coffee or tea? = keuze
  5. He was sad or / when / but his dog died.

Slide 13 - Slide

Conjunctions
(voegwoorden)
Kies de juiste conjunction bij onderstaande zinnen. Gebruik je tekstboek!
  1. She broke up with him because she didn't love him anymore. = reden
  2. The sun is shining so they are going for a walk. = gevolg
  3. I am extremely hungry but I don't have any food with me.  = tegenstelling
  4. Do you prefer coffee or tea? = keuze
  5. He was sad when his dog died. = tijd

Slide 14 - Slide

3. Get to work!
Self test
Zelfstandig

- Alleen of in tweetallen
- Fluistertoon
- Elkaar helpen
- Muziek via Chromebook
Begeleiding

- Groepje met docent
- Samen vragen maken
- Extra ondersteuning

Slide 15 - Slide

3. Get to work!
Do:  
Unit 4
  • self-test t/m grammar D (online)

Let op! Vraagtekens of punten worden verwijderd.

Gebruik je tekstboek!


Klaar?
- Catch up (online)
How?
- Voor jezelf of tweetallen.
- Zachtjes overleggen.
- Op je eigen plek.
- Muziek via Chromebook.
- Tot afsluiting les. 






Slide 16 - Slide

5. Checking goals
- Wat gaat al goed?
- Wat vind je nog lastig?

Slide 17 - Slide

    6. Homework
Voor donderdag 24 februari (4e uur):


Unit 4
Maken: self-test
Leren: grammar, phrases, words unit 4

Slide 18 - Slide