7.4 Slavernij in de koloniën

7.4 Slavernij in de koloniën
1 / 27
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

7.4 Slavernij in de koloniën

Slide 1 - Slide

Kenmerkende aspecten
  • Rationeel optimisme en "verlicht"denken dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving.
  • Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekolonien en de daarmee verbonden trans- Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt het verband uitleggen tussen de opkomst van de plantagekoloniën in West- Indië en de toenemende trans-Atlantische slavenhandel.
  • Je kunt beschrijven hoe in Suriname een complexe samenleving ontstond met diverse bevolkingsgroepen, rechten en plichten.
  • Je kunt verklaren welke veranderingen in de Europese samenleving de opkomst van het abolitionisme veroorzaakten.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

De suikerplantages van Suriname
  • De Engelsen begonnen met plantagekoloniën in Suriname. Suriname bood ideale omstandigheden voor het verbouwen van rietsuiker.
  • Indianen waren niet geschikt voor werk op de plantage. De plantagehouders haalden slaven uit Afrika.
  • Deze slaven werden aangevoerd door middel van de trans- Atlantische slavenhandel (driehoekshandel).
  • Suriname werd veroverd op de Engelsen door Zeeuwen en Hollanders. 
  • De Staten- Generaal zorgden voor soldaten die de belangen van de plantagehouders verdedigden.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

De suikerplantages van Suriname
  • Suriname werd veroverd op de Engelsen door Zeeuwen en Hollanders. 
  • De Staten- Generaal zorgden voor soldaten die de belangen van de plantagehouders verdedigden.
  • Deze soldaten traden op bij opstanden en bij aanvallen op de plantages.
  • Door de jaren ontstond in Suriname een gemengde samenleving van Europeanen, slaven, vrije zwarten, mensen van gemengde afkomst (mulatten) en Indianen.
  • Ook vrije zwarten en mulatten kochten slaven, waardoor slavernij een wijdverbreid verschijnsel was.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

 Boni 
  • Boni was een vrijheidsstrijder in Suriname, kind van een slaveneigenaar en een slavin. De moeder van Boni werd verstoten en vluchtte het oerwoud in en sloot zich aan bij marrons. 
  • Dit waren gevluchte slaven die regelmatig plantages aanvielen om slaven te bevrijden.
  • Boni werd een leider van de marrons. Hij liet een sterk fort bouwen, in een moeras in het oerwoud. om van daaruit zijn aanvallen uit te voeren.
  • De Staten- Generaal stuurde extra troepen naar Suriname.

Slide 10 - Slide

Boni en John Stedman 
  • Eén van deze soldaten was John Stedman. Hij schreef een boek over zijn belevenissen in Suriname.
  • De Britse uitgever censureerde het boek, maar ondanks alle aanpassingen werd het boek van Stedman belangrijk in de strijd tegen slavernij - 
  • Deze strijd begon eind 18e, begin 19e eeuw in de Verenigde Staten en in Europa --> een strijd van lange adem!

Slide 11 - Slide

Afbeelding uit het boek van Stedman

Slide 12 - Slide

Anti- slavernij beweging
Abolitionisme
  • In de westerse samenlevingen groeide de weerstand tegen slavernij en slavenhandel.
  • Er kwamen opstanden tegen slavernij -> Curaçao, Haïti - Boni, Tula 
  • Het abolitionisme ontstond vanuit verlichte ideeën over gelijkheid en rechtvaardigheid.
  • Ook in religieuze kringen ontstond  verzet, omdat volgens christenen dit slecht samenging met naastenliefde en respect.
  • Aan het begin van de 19e eeuw besloten een aantal grootmachten dat er een einde moest komen aan de slavenhandel en de slavernij. 

Slide 13 - Slide

Anti- slavernij beweging
Abolitionisme -> to abolish (afschaffen)
  • Slavenhandel werd in 1808 verboden, maar voor de afschaffing van de slavernij waren de economische belangen te groot.
  • Groot- Brittannië besloot slavenhouders financieel te compenseren voor het afschaffen van de slavernij.
  • Hierdoor werd in 1833 de slavernij in Groot- Brittannië afgeschaft.
  • In Nederland werd op 1 juli 1863 de slavernij afgeschaft --> daarna nog tien jaar werken op de plantage.

Slide 14 - Slide

Slavenmarkt
Abolitionisme

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

In welke periode vond de slavernij plaats in Nederland?
A
Van de 15e tot de 18e eeuw
B
Van de 16e tot de 19e eeuw
C
Van de 16e tot de 20ste eeuw
D
Van de 17e tot de 20e eeuw

Slide 17 - Quiz

Waarom waren er aanvankelijk weinig sporen van de slavernij te vinden in het Rijksmuseum? A) Ze vinden het niet belangrijk genoeg. B) C) .
A
B
Alle kunst uit die periode is gemaakt vanuit een wit perspectief.
C
Het Rijksmuseum heeft vooral witte bezoekers

Slide 18 - Quiz

"Amsterdam heeft natuurlijk een hele belangrijke rol gespeeld in de slavenhandel."
Wat bedoelt het gemeenteraadslid hiermee?

Slide 19 - Open question

Waarom waren er aanvankelijk weinig sporen van de slavernij te vinden in het Rijksmuseum?
A
Ze vinden het niet belangrijk genoeg.
B
Alle kunst uit die periode is gemaakt vanuit een wit perspectief.
C
Het Rijksmuseum heeft vooral witte bezoekers
D
Men vindt het een kunstmuseum, daar horen geen historische onderwerpen bij.

Slide 20 - Quiz

De slavernijgeschiedenis moet vanuit het zwarte perspectief verteld worden, vinden veel mensen. Hoe realiseert het Rijksmuseum dit? Noem drie manieren.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Leerdoelen
  • Je kunt het verband uitleggen tussen de opkomst van de plantagekoloniën in West- Indië en de toenemende trans-Atlantische slavenhandel.
  • Je kunt beschrijven hoe in Suriname een complexe samenleving ontstond met diverse bevolkingsgroepen, rechten en plichten.
  • Je kunt verklaren welke veranderingen in de Europese samenleving de opkomst van het abolitionisme veroorzaakten.

Slide 24 - Slide

Wat is het verband tussen de opkomst van de plantagekoloniën in West- Indië en de toenemende trans-Atlantische slavenhandel.

Slide 25 - Open question

Welke bevolkingsgroepen waren er in Suriname.
Welke rechten en plichten hadden deze bevolkingsgroepen?

Slide 26 - Open question

Welke verklaringen zijn er voor de opkomst van het abolitionisme in Europa?

Slide 27 - Open question