4.8 Grammatica woordsoorten: persoonlijk voornaamwoord

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide





Paragraaf 4.8

Woordsoorten

Persoonlijk
Voornaamwoord






Slide 2 - Slide

Het PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD (psv)
verwijst naar één of meer personen. Het psv kent een onderwerpsvorm en een voorwerpsvorm

Slide 3 - Slide

Welke persoonlijke voornaam-
woorden ken je nog uit groep 8?

Slide 4 - Mind map

Filmpje Talent
Maak aantekeningen!
Schrijf de ezelsbruggetjes op!

Slide 5 - Slide

woordsoort: persoonlijk voornaamwoord (psv)
voorwerpsvorm
onderwerpsvorm
Onderwerpsvorm = o
Hij kan geweldig gamen.
Waarom willen jullie meedoen?

voorwerpsvorm = lv en mv of na een voorzetsel
Ik heb haar gebeld (lv)
De docent geeft hem een tien. (mv)
We spraken bij ons af. (na vz)


Slide 6 - Slide

Je gebruikt hen:
  • als het een lijdend voorwerp is. Ik zie hen buitenspelen.
  • na een voorzetsel. Ik geef de boeken aan hen.

Je gebruikt hun: 
  • bij personen in een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel ervoor. Ik geef hun boeken. 



HEN of HUN?

Slide 7 - Slide

Welke is het bezittelijk voornaamwoord?
"Ik ken haar niet."
A
ik
B
haar
C
zit er niet in
D
ken

Slide 8 - Quiz

Ik geef mijn snoepjes niet aan _____
(zij, meervoud)
A
hun
B
zij
C
hen
D
haar

Slide 9 - Quiz

Welke is het bezittelijk voornaamwoord?
"Dat is onze caravan."
A
onze
B
dat
C
zit er niet in
D
is

Slide 10 - Quiz

Wil je _____ (zij, meervoud) even meenemen naar de supermarkt?
A
hen
B
hem
C
hun
D
haar

Slide 11 - Quiz

Welke is het bezittelijk voornaamwoord?
"Dat bevalt ons niet."
A
ons
B
zit er niet in
C
dat
D
bevalt

Slide 12 - Quiz

Welke is het bezittelijk voornaamwoord?
"Hij is op een mijn gestapt."
A
hij
B
mijn
C
op
D
zit er niet in

Slide 13 - Quiz

Ik heb _____ (zij, meervoud) geen uitleg gegeven.
A
zij
B
hen
C
haar
D
hun

Slide 14 - Quiz

Welke is het bezittelijk voornaamwoord?
"Dat is je geraden!"
A
je
B
geraden
C
zit er niet in
D
dat

Slide 15 - Quiz

Ik ken/herken de woordsoort
bezittelijk voornaamwoord
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Ik ken/herken de woordsoort
persoonlijk voornaamwoord
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Einde van de instructie

Slide 18 - Slide

Aan het werk met
Hoofdstuk 4.8
Opdracht 6-7-8-12-13

Klaar? Woordenschat game!

Slide 19 - Slide