Formuleren §3 - Verwijzen met deze, die, dit en dat (1vwo)
Verwijzen met deze, die, dit en dat
NN7 - Formuleren - §3
1VWO
1 / 21
next
Slide 1: Slide
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Verwijzen met deze, die, dit en dat
NN7 - Formuleren - §3
1VWO
Slide 1 - Slide
Een zelfstandig naamwoord is een de-woord(de tuin, de liefde) of een het-woord(het etui, het paard). De-woorden zijn mannelijk (m) of vrouwelijk (v), het-woorden zijn onzijdig (o).
Dat noem je het woordgeslacht.
Slide 2 - Slide
Je kunt dat opzoeken in een woordenboek:
– boom, de (m) = mannelijk; woning, de (v) = vrouwelijk; verhaal, het (o) = onzijdig.
Let op: verkleinwoorden zijn altijd onzijdig: het boompje (o); het woninkje (o).
Slide 3 - Slide
Zo gebruik je de informatie over het woordgeslacht
Bij mannelijke en vrouwelijke woorden gebruik je de, deze en die: de man, deze man, die man. Bij onzijdige woorden gebruik je het, dit en dat: het verhaal, dit verhaal, dat verhaal.
Slide 4 - Slide
Aan de combinatie onbepaald lidwoord – bijvoeglijk naamwoord – zelfstandig naamwoord kun je vaak zien of je met een de-woord of een het-woord te maken hebt. Bij een de-woord komt er na een namelijk wél een e achter het bijvoeglijk naamwoord, bij een het-woordniet: – de hoge boom – een hoge boom – het spannende verhaal – een spannend verhaal
Slide 5 - Slide
Zo verwijs je met deze, die, dit en dat
• Naar zelfstandige naamwoorden kun je verwijzen met deze en die of met dit en dat:
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
• Naar (een groter deel van) een zin kun je verwijzen met dat en dit.
– Jolien en Aisha gaan vaak naar de bioscoop.
Dat / Dit vinden ze altijd fantastisch.
Slide 8 - Slide
Een bedrijf ...... ook in het buitenland actief is, kan een groot publiek bereiken.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 9 - Quiz
De coördinator heeft een klein kantoortje, ...... gezellig is ingericht.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 10 - Quiz
Gisteren werd Leo aangehouden door een agent, ....... hem bekeurde voor te hard rijden.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 11 - Quiz
Die agenda daar vind ik wel mooi, maar ..... hier zou ik nooit kopen.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 12 - Quiz
Ga eens shoppen in dit smalle straatje, want ..... heeft de leukste winkeltjes van de stad.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 13 - Quiz
De leukste oplossing ...... wij ontvangen, levert de inzender een nieuwe iPad op.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 14 - Quiz
De vorige afspraak met de kapper ging niet door, maar ...... moet echt doorgaan.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 15 - Quiz
In Hengelo vond een ernstig misdrijf plaats, .... nooit werd opgelost.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 16 - Quiz
Liam verlangt alweer naar de zomervakantie, maar .... is voorlopig nog niet in zicht.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 17 - Quiz
Thomas heeft een oude lp van The Doors ..... hij nog dagelijks draait.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 18 - Quiz
Vorige maand bezocht mijn zus uit Amerika ons en ..... was echt een verrassing.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 19 - Quiz
Zit die blauwe tuinstoel lekker of wil je liever in ..... rode zitten?
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 20 - Quiz
Ga naar Nieuw Nederlands op je laptop, kijk in de planning en maak de opdrachten die ik heb klaargezet.