PC 3_import en export_nabeschouwing

Opdracht
Je gaat uitzoeken wat Terschelling vooral importeert en exporteert naar de wal. 

Maak daarna de theorie vragen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Opdracht
Je gaat uitzoeken wat Terschelling vooral importeert en exporteert naar de wal. 

Maak daarna de theorie vragen

Slide 1 - Slide

Welke producten en diensten importeert Terschelling allemaal. Noem 8 dingen.

Slide 2 - Open question

Welke producten en diensten exporteert Terschelling allemaal. Noem 8 dingen.

Slide 3 - Open question

Nederlanders houden graag vakantie in het buitenland. Als ze met een buitenlandse vliegmaatschappij reizen dan is er sprake van:
A
export van goederen.
B
export van diensten.
C
import van goederen.
D
import van diensten.

Slide 4 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een land met een open economie?
A
Weinig invoer (import) en uitvoer (export) in verhouding tot de productie.
B
Veel invoer (import) en veel uitvoer (export) in verhouding tot de productie.

Slide 5 - Quiz

Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.

Slide 6 - Quiz

Een voordeel van meer export is ...
A
dat de werkgelegenheid daalt.
B
dat de werkgelegenheid stijgt.

Slide 7 - Quiz

Wat is geen vorm van internationale handel?
A
Nederland verkoopt aan China
B
Duitsland koopt van Nederland
C
Brussel koopt van Londen
D
Amsterdam verkoopt aan Eindhoven

Slide 8 - Quiz

Werderuitvoer is 194,5 miljard

Totaal uitvoer goederen is 431,4 miljard

Bereken de wederuitvoer.
A
45,1%
B
45,10%
C
45,2%
D
45,20%

Slide 9 - Quiz

Als wij iets verkopen naar het buitenland noem je dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
internationale handel
D
verkopen

Slide 10 - Quiz

Als je in Duitsland naar de kapper gaat is dat:
A
Importeren
B
Exporteren

Slide 11 - Quiz

Veel handelen met het buitenland heet:
A
open economie
B
gesloten economie
C
internationale economie
D
nationale economie

Slide 12 - Quiz

De betalingsbalans geeft de waarde weer van de:
A
geïmporteerde en geëxporteerde goederen
B
geïmporteerde en geëxporteerde diensten
C
alle betalingen en ontvangsten uit het buitenland

Slide 13 - Quiz

Als de waarde van de geïmporteerde goederen groter is dan de waarde van de geëxporteerde goederen heb je:
A
een overschot op de handelsbalans
B
een tekort op de handelsbalans
C
een evenwicht op de handelsbalans

Slide 14 - Quiz

Hoe noem je het bellen vanuit Nederland met een helpdesk in Ierland?
A
het exporteren van diensten
B
het exporteren van goederen
C
het importeren van diensten
D
het importeren van goederen

Slide 15 - Quiz

Gebruik de tabel hiernaast.

Bereken de exportquote van Turkije. Schrijf je berekening op!

Slide 16 - Open question


De Nederlandse economie wordt omschreven als een open economie. Een open economie maakt een land economisch kwetsbaar. Geef één argument waarom een open economie een land economisch kwetsbaar maakt. 

Slide 17 - Open question


Een open economie kan ook leiden tot een hogere welvaart voor de inwonders van een land. 
Geef één argument waarom een open economie kan leiden tot meer welvaart voor de inwoners van een land. 

Slide 18 - Open question

Als de wisselkoers van de euro stijgt, dan ...
(twee antwoorden zijn goed)
A
wordt de euro duurder voor het buitenland.
B
dan wordt de euro goedkoper voor het buitenland.
C
is de euro meer waard in het buitenland.
D
is de euro minder waard in het buitenland.

Slide 19 - Quiz

Waarom stijgt de gemiddelde prijs in IJsland als de koers van de IJslandse kroon daalt?

Slide 20 - Open question

Wat is het gevolg van de lage wisselkoers van de IJslandse Kroon voor de omvang van de IJslandse export.

Slide 21 - Open question