H3 Formules oefenen

H3 Formules oefenen

Maak de volgende opdrachten
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

H3 Formules oefenen

Maak de volgende opdrachten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

P = U x I

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

P = U x I
Hoe ziet deze formule eruit als je I wilt berekenen?
A
I=PU
B
I=PU
C
I=UP

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

P = U x I
U = 230V I = 12 A
P = ?
A
2560W
B
2760W
C
19,2 W
D
0,052

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Je hebt de formule P = U x I (6 = 3 x 2)
De formule voor U is dan:

A
U = P x I
B
U = P / I
C
U = I / P
D
U = I x P

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het vermogen als de stroomsterkte 1,5 A is en de spanning 3 V? (P = U x I)
A
0,5 W
B
1,5 W
C
3,0 W
D
4,5 W

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Gebruik de formule P=U x I, en spanning is 230V. Wat is de stroom door een wasmachine met P = 1700W
A
7,4
B
391
C
0,14
D
50

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Een lampje brandt op 5V, de stroomsterkte is 2A. Hoe groot is het vermogen?
Gebruik P = U x I

Slide 8 - Open question

open vraag
Bereken de stroomsterkte.
P=U x I

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Sebastiaan laat een lampje branden op 12 volt. De stroom door het lampje is 0,5A. Bereken het vermogen.
(Zet de juiste eenheid achter je antwoord!)
P = U x I

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Bereken het vermogen (P = U x I ).
Gegeven 4 V en 0,26 A.
Graag een berekening.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Hiernaast zie je het typeplaatje van een apparaat.
Bereken het vermogen.
Formule: P = U x I

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Laat zien dat de mixer een stroomsterkte heeft van ongeveer 0,45 A en de stofzuiger een stroomsterkte van ongeveer 2,75 A.
Gebruik de formule P = U x I

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Op een lampje staat: 6V;100 mA, P = U x I
Hoe groot is het vermogen van het lampje?
A
P = 600 W
B
P = 0,6 W
C
P = 6 W
D
P = 60 W

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

E = P x t

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

De formule E = P x t kun je omvormen naar:
A
t=EP
B
P=tE

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

E = P x t
Hoe ziet deze formule eruit als je t wilt berekenen?
A
t=PE
B
t=PE
C
t=EP

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de eenheid van vermogen in de formule E = P x t
A
W
B
kW
C
P
D
E

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Een jacuzzi van 2000 watt staat 8 uur aan.
Bereken de verbruikte energie in kWh
Gebruik de formule E = P x t
A
16000 kWh
B
250 kWh
C
16 kWh
D
4 kWh

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Opgave 1: E = P x t
Een windmolen heeft een vermogen van 16 kW. Hoeveel energie wekt deze windmolen in een half uur op?
A
8
B
32 kWh
C
8 kWh
D
28.8 MJ

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel elektrische energie heeft een lamp van 40 Watt gebruikt na 100 branduren? (E = P x t)
A
400 kWh
B
4,0 kWh
C
geen idee
D
4000 kWh

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

v06)
Links de stand van 1 januari
2020 en rechts de stand van 31 december 2020. 1 kWh kost €0,25
Hoeveel betaal je dit jaar?
Formule:
E = P x t en kosten = kWh x €
A
€ 1450
B
€ 362,50
C
€ 362
D
€ 1420,50

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Bereken het energie verbruik in kWh.
Vermogen is 1700 W
De tijd is 600 uur
E = P x t
A
1020000 kWh
B
2,8 kWh
C
1020 kWh
D
28 kWh

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Een schuurmachine heeft een vermogen van 350 W (0,35kW). Je gebruikt het apparaat in totaal 5 uur.
Hoeveel Energie (kWh) is er verbruikt?
Gebruik E = P x t

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Je berekent het energieverbruik met de formule:
Energieverbruik = vermogen x tijd
of E = P x t
Hoe groot is het energieverbruik P = 3500 W en t = 2,5 uur
Gebruik: Gegeven, Gevraagd, Formule, Berekening, Antwoord

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Hoeveel elektrische energie heeft een lamp van 100 W gebruikt als deze 12 uur gebrand heeft?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Ez
A
Bewegingsenergie
B
zwaarte energie
C
elektriciteit
D
val energie

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

De eenheid van Ez is?
A
Watt
B
Newton
C
Joule
D
kilogram

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Ez = m x g x h
wat betekenen de symbolen m, g en h
A
m= massa in kg g = 10 n/kg h = hoeveelheid water
B
m= mega g = grootte van het object h = hoogte in meters
C
m= massa g = 10 n/kg h = hoogte in meters
D
m= monsterkracht g = gewicht h = hoeveelheid water

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Bereken Ez
m=56kg
h=4.5m
g=10N/kg
A
1860J
B
2460J
C
2520 J
D
2840J

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Een stofzuiger met een vermogen van 1200 W staat 30 minuten aan. Hierbij kost 1 kWh €0,23
Bereken de energiekosten.
(Energiekosten = energiegebruik X kWh-prijs en E=P x t)

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Een bal van 1,5 kg wordt van 5 meter hoogte losgelaten. Hoe groot is de zwaarte energie vlak voor de bal valt.

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Hans hijst een betonblok van 50 kg op. Als het blok precies 20 m hoog is, stopt Hans met hijsen.
Hoeveel zwaarte-energie heeft het blok dan gekregen?
tip denk aan je breking.

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Een schooltas met een massa van 3,5 kg wordt anderhalve meter opgetild. Bereken hoeveel zwaarte energie deze schooltas heeft gekregen.

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Een voorwerp met een massa van 4 kg bevindt zich op een hoogte van 20 meter boven de grond. Hoeveel zwaarte energie heeft het voorwerp op deze hoogte?

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Ek = 0,5 x m x v^2

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Wat bereken je met Ek
A
Zwaarte- energie
B
Kinetische energie
C
Vermogen
D
Warmte

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Snelheid is 50 km/h en Ek = 52000 J. Bereken de massa.

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

Henk heeft een massa van 50 kg en 22 500 J kinetische energie. Wat is zijn snelheid?
Ek = 0,5 x m x v^2

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Ez = Eb

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Ek=Ez
hier geldt welke formule voor?
A
m*g=1/2*m*v^2
B
1/2*m*v^2=m*g*h
C
m*g*h=U*I*t
D
P*t=U*I

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Je laat van 100 m hoogte van de Domtoren
een steentje van 10 g naar beneden vallen.
Bovenin geldt: Ez = 9,8 J.
De snelheid waarmee het steentje
de grond raakt is:
A
9,8 m/s
B
22,5 m/s
C
44,3 m/s
D
1.960 m/s

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Nick klimt in een boom. Hij gaat zitten op een tak. Deze tak zit 2,7m hoog. Nick heeft een massa van 45kg. Bereken met welke snelheid Nick de grond raakt wanneer hij valt. Ga er van uit dat er geen energieverlies is (Ez = Ek). Rond af op 1 decimaal.

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Een helikopter hangt op 1600 m stil boven het aardoppervlak. Er valt een klein voorwerp (800 gram) uit de helikopter. Bereken de snelheid waarmee dit voorwerp op het aardoppervlak terecht zou komen, indien het géén wrijving zou ondervinden.

TIP: Ez = Ek

Slide 44 - Open question

This item has no instructions

Einde opdracht

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Ez =  m x g x h

Slide 46 - Slide

This item has no instructions