Chemisch rekenen - les 5

Chemisch rekenen - les 5
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ChemieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Chemisch rekenen - les 5

Slide 1 - Slide

Weekplanning
  1. Massafractie en massapercentage (H1 + H2)
  2. Dichtheid en wetenschappelijke notaties 1 (H3 + H4)
  3. Volume, dichtheid en percentage + wetenschappelijke notaties 2 (H5 + H6)
  4. Atoommassa, molecuulmassa en mol (H8 + H9)
  5. Rekenen met mol + uitloop (H9)
  6. Herhaling/uitloop
  7. Vervalt (Oefentoets in eigen tijd maken!)
  8. Toets  (Alle hoofdstukken m.u.v. H7)

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Jij hebt kennis van de eenheid mol en kunt hiermee rekenen
  • Jij hebt kennis van de atoom- en molecuulmassa, weet waar je deze kunt vinden en kunt hiermee rekenen
  • Jij kunt rekenen met de mol verhouding

Slide 3 - Slide

Vandaag
  • Terugblik vorige les 
  • Uitleg vervolg H9
  • Aan de slag!

Slide 4 - Slide

Vorige week

Zijn er nog vragen over het rekenen met atoommassa en molecuulmassa?

Slide 5 - Slide

Rekenen met mol
De massa (gram) van 1 mol atomen of moleculen = gelijk aan de atoom- of molecuulmassa. Bijvoorbeeld H= 1,008 u = 1,008 gram per 1 mol

n B= mB/MB

nB= de hoeveelheid stof in mol
mB=de massa (gram)
MB=de molaire massa (in gram/mol)

Slide 6 - Slide

Rekenen met mol
Je hebt 100 gram water.

  1. Bereken de molaire massa.
  2. Bereken de hoeveelheid mol.

Slide 7 - Slide

Rekenen met mol
1. Bereken de molaire massa.
  • Water is H2O 
  • De H= 1,008 u ofwel 1,008 g/mol de O= 16,0 u ofwel g/mol
  • 1,008*2 + 16,0 = 18,016 g/mol

Slide 8 - Slide

Rekenen met mol

2. Bereken de hoeveelheid mol
  • We weten de molaire massa = 18,0 g/mol
  • We hebben 100 gram (de massa)
  • 100/18,0 = 5,56 mol



n B= mB/MB

nB= de hoeveelheid stof in mol
mB=de massa (gram)
MB=de molaire massa (in gram/mol)

Slide 9 - Slide

Mol
Fe + S --> FeS

Letterlijk is hier te lezen:
1 atoom Fe + 1 atoom S, geeft 1 molecuul FeS

In praktijk kunnen we niet 1 atoom Fe nemen en dit laten reageren met 1 atoom S

Slide 10 - Slide

Rekenen met mol
Toch bestaat er een verband tussen de reactievergelijking en de praktische hoeveelheden waarmee we op het laboratorium werken = Mol
Fe + S --> FeS
=
1 mol Fe + 1 mol S, geeft 1 mol FeS

Slide 11 - Slide

Rekenen aan reacties
1 Fe + 1 S --> 1 FeS
1 mol Fe + 1 mol S, geeft 1 mol FeS

Je kunt bijvoorbeeld ook 12 mol Fe nemen, dan wordt het:
12 mol Fe + 12 mol S, geeft 12 mol FeS

Je ziet dat de verhouding gelijk is gebleven, dit noem je de molverhouding

Slide 12 - Slide

Voorbeeld:
4 P + 5 O2 --> 2 P2O5

Stel, we hebben 2 mol P. 
  1. Hoeveel mol O2 is er nodig?
  2. Hoeveel mol P2O5 ontstaat er?

Slide 13 - Slide

Gegeven: We hebben 2 mol P
Gevraagd: Hoeveel mol O2 is er nodig? En hoeveel mol P2O5 ontstaat er?

  • 4 mol P + 5 mol O2 => 2 Mol P2O5
  • De verhouding is 4:5:2
  • Wat wordt de nieuwe verhouding? 2:?:?
  • 4:2 = 2 --> ,5:2 = 2,5 en 2:2=1

Dus: 2 mol P + 2,5 mol O
2 = 1 mol P2O5

Slide 14 - Slide

Rekenen met massa, mol en reacties
4 P + 5 O2 --> 2 P2O5

Stel, we verbranden 62 g P tot P2O5 volgens bovenstaande reactie.
  1. Hoeveel g P2O5 ontstaat er?
  2. Hoeveel g zuurstof is er nodig?

Slide 15 - Slide

1.Hoeveel g P2O5 ontstaat er?
  • 4 mol P+ 5 mol O2 = 2 mol P2O5  dus 4:5:2
  • Molaire massa P = 30,97 g/mol
  • n = m/M --> 62/30,97 = 2 mol P
  • 2:?:?
  • 4/2 = 2 dus je deelt alles door 2.
  • 2:2,5:1  
  • Je hebt dus 1 mol P2O5
  • De molaire massa van P = 30,97 X2 + 16,00 X5 = 142g/mol
  • m = n x M = 1 x 142 = 142 gram

Slide 16 - Slide

2. hoeveel g zuurstof is er nodig?
  • We weten uit de vorig opgave dat 62 gram P gelijk staat aan 2 mol P.
  • We weten dat de verhouding 2P: 2,5 O2: 1 P2O5
  • We hebben dus 2,5 mol O2
  • De molaire massa van O2 16,00 x2= 32,00 g/mol
  • 2,5 * 32,0= 80,0 gram zuurstof


Als je de massa van 1 stof en de reactie kent, kun je de
andere massa`s dus berekenen.

Slide 17 - Slide

Aan de slag!
Maak opdrachten 8 t/m 18 van H9. 



Slide 18 - Slide