Examentraining M4 - oefenen begrippen 2

Drama CE 2024
1 / 52
next
Slide 1: Slide
DramaMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Drama CE 2024

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

BEGRIPPEN oefenen 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn kenmerken
van absurd theater?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Absurdistisch Theater
- In absurd theater wordt meestal uitgegaan van onrealistische karakters en situaties. 
- Vaak wordt er een droomachtige of beangstigende sfeer geschapen. 
- De personages zijn niet eenduidig, ze nemen vaak elkaars eigenschappen over. 
- Teksten zitten vol herhalingen en er vinden onzinnige dialogen plaats.
- Het gaat vaak over de zinloosheid van het leven of laat dit zien.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van ABSURDISME in een scene?
A
De schoen van Assepoester praat terug
B
Romeo klimt omhoog naar het balkon van Julia
C
Alice maakt een handstand in de scene
D
De lakei rent gillend weg

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

wat is ACT of SKETCH?
A
Een toneelgroep in Ermelo
B
Een circusvoorstelling
C
Een korte voorstelling/presentatie door 1 persoon. Meestal komisch.
D
Een voorstelling van een komisch figuur, bijv. André van Duin

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het begrip voor contact maken met het publiek:

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Wat is ASSOCIËREN?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

CASTING is het selecteren van artiesten, soms na een AUDITIE. De groep gekozen artiesten, noemen we de CAST.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is CLOWNERIE? (= theatervorm)
A
Een vorm van komedie, met veel gooi- en smijtwerk
B
Clownspak
C
Een speelstijl met vaak een treurig/komische act van een clownsfiguur

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een handeling?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

HANDELING
Een handeling is een beweging met een duidelijke intentie, zoals klok kijken, een
pistool richten etc.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

SPANNINGSOPBOUW
Een personage ontwikkelt zich door de verschillende gebeurtenissen van een toneelstuk. Dit noemen we de dramatische ontwikkeling. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

De tekst die iemand denkt, maar niet altijd zegt.
A
Expressie
B
Denktekst
C
Gedachten
D
Dramatische handeling

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

EXPRESSIE is
A
Theater make-up
B
Je gevoel laten zien in houding, beweging, mimiek, stem.
C
Iets expres doen op toneel

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het als het publiek zich met een personage kan IDENTIFICEREN?
(= speltechniek)

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Een (spel)IMPULS is:
A
Eerste idee dat in spel voorkomt en uitgespeeld wordt
B
Hoe je beweegt
C
Inademen voor je opgaat
D
Applaus tijdens het toneelstuk ipv erna

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is JABBERTALK?
A
Een Engels accent
B
Een geheel theaterstuk in accent spelen
C
Interview om personage verder uit te diepen.
D
Zelf verzonnen taal

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Dit doe je voor een theaterlamp, om het licht een andere kleur te geven. Hoe noem je dit?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Dit noem je een...
A
Flapje
B
Marionet
C
LED
D
Kleurenfilter

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn andere KUNSTDISCIPLINES (VORMEN) dan drama?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

SLEEPVRAAG
Sleep op de volgende slide de speelstijlen in volgorde van een naturelle (klein) naar een typematige (groot) spelgrootte.

klein --> GROOT

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Noem drie verschillende speelstijlen

Slide 24 - Open question

Absurdistische speelstijl
– Fysiek uitvergrote of groteske speelstijl*
DRAMA VMBO | SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2024
Versie 2
Pagina 9 van 18
– Realistische speelstijl 
Wat is een OPEN DOEKJE ?
A
Zakdoek als attribuut van personage
B
Een toegift
C
Scène volgorde, die achterin de coulisse hangt.
D
Applaus bij open doek

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf een ROLBIOGRAFIE voor een rol. Wat moet je doen?
A
al je tekst uit je hoofd kennen
B
het levensverhaal van het personage schrijven
C
de acteur interviewen over zijn rol

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

abstract 
Realistish 

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions

Wat betekent RECENSEREN?
A
Schrijven van een beargumenteerde beoordeling van een stuk (recensie)
B
de doorloop pauzeren omdat er een regieaanwijzing moet worden gegeven
C
Het decor wassen voor en na de voorstelling
D
Zinnen uit een script herschrijven

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

SLAPSTICK is.... ?
A
een vorm van drama waarbij de held ten onder gaat
B
een vorm van komedie waarbij lichamelijke acties de hoofdrol spelen
C
een vorm van theater waarbij tekst en dans wordt gecombineerd op muziek
D
iets wat je kunt kopen in de winkel

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is kenmerkend voor slapstick?
A
Praten met accent
B
Lompe en seksuele grappen
C
Veel gooi- en smijtwerk
D
Handtastelijkheden, lawaai en platvloerse komedie

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het MOTORISCH MOMENT
in een verhaal of scene?
A
Dat is de afloop van het verhaal
B
Dat is het moment waarop het conflict begint
C
Dat is het begin (de expositie)
D
Dat is het moment wanneer de motor van de auto aanslaat

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Vul de spanningsboog in
Climax
Expositie
Afloop
Motorisch moment
Opbouw

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

Wat is een MOTIEF?
A
Drijfveer/reden voor het handelen van een personage
B
Motie aannemen
C
Inspiratie om het spel van het personage te vergroten
D
Een publiek motiveren mee te gaan in de denkwijze van de acteur

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Welke 'W' zegt iets over het MOTIEF?
A
Waarom
B
Waar
C
Wat
D
Wie

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Spelgegevens
  • Wie                    Personage
  • Wat                    Scene
  • Waar                  Locatie
  • Wanneer          Tijd
  • Waarom            Motief

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Klimmende en dalende lijn van spanning
Grondgedachte achter, of onderwerp van spel
De reden voor de handelingen van de personages./Reden om iets te doen. Motivatie. 
Motief
Spanningsopbouw
Thema

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions

STEM
De stem van de acteur is heel bepalend voor een personage.
Beschrijf bij de stem HOE deze klinkt.
- volume
- accent
- intonatie
- klankkleur
Ook dit beschrijf je zonder te interpreteren.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Hoe noem je de toon waarop je iets zegt ?
A
Je stem
B
Intonatie
C
Geluid
D
Emotie

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Wat is TEKST INTERPRETATIE?
A
Dat de souffleur het voorzegt
B
Met je tegenspeler tekst repeteren
C
Tekst inprenten
D
Jouw eigen uitleg/ betekenis van een tekst

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noemen we de totale groep die voorstellingen maakt en speelt op professioneel niveau?
A
Prof. theater
B
Theatergezelschap
C
Theaterclub
D
Drama

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Noem alle
THEATERVORMEN
die je kent.

Slide 41 - Mind map

This item has no instructions

Wat is een TONEELBEELD?
A
Een ge-beeldhouwd kunstwerk op toneel
B
Een scènefoto bij een recensie in de krant
C
Enscenering: totaal van waar staat wie en wat + decor + licht

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een TRY-OUT?
A
Laatste doorloop voor de première
B
Proefvoorstelling van een stuk voor publiek.
C
Vertoning van een stuk aan extern publiek
D
Generale repetitie

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Welke THEATERVORM zie je hier?

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Slide 45 - Video

This item has no instructions

Welke THEATERVORM?

Slide 46 - Open question

This item has no instructions

Slide 47 - Video

This item has no instructions

Theatervormgevingsmiddelen

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Theatervormgeving?

Slide 49 - Open question

This item has no instructions


 Lichtontwerp / lichtplan
 Speciaaltje
 Totaaltje
 Werklicht*
 Zaallicht
 Toneelbelichting
– Muziek
– Projecties
 Videoclip
 Vlog
 Filmbeelden
 Beeldprojecties
– Rekwisieten (props)*
– Decor
– Geluid
– Grime en hairstyling
– Kostuums
– Licht
 Blackout
 fade out
 fade in
 Kleur(filters)kst
Theatervormgevingsmiddelen

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Jullie zijn er (bijna) klaar voor :)
Schoolexamen over alle examenstof

Wat willen jullie nog oefenen?


Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Oefenen?
  • Al het materiaal op Teams > Theorie .
  • Vragen of oefenen? 
    Via vo-oefenomgeving of oefenexamen op Teams

Slide 52 - Slide

This item has no instructions