31 okt. - H2 Lezen

Welkom bij Nederlands!
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with text slides and 11 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Slide

In deze les                                                       Tijd: 45 min.
  • Inloop (5. min.)
  • Lesopening (10 min.):  
    - Wat zijn de doelen van vandaag?
    - Wat weten en kunnen we al/nog?
    - meningen, feiten en argumenten

  • Aan het werk gaan (20 min.):
    - Afmaken: opdracht 1, 2, 3, 4 en 5 op blz. 67 t/m 72
    - Maken: opdracht 4, 7 en 8 op blz. 79 t/m 82
    => Einde van deze week af.


  • Evaluatie en reflectie (5 min.):
    - Hebben we de lesdoelen bereikt?
    - Hoe verliep voor jou de les vandaag?

  • Volgende uur: debat voorbereiden


Doelen van deze les:
- Je kunt een meningen en argumenten onderscheiden;
- Je kunt uitleggen of een schrijver wel of niet zijn mening geeft in een tekst;
- Je kunt een zakelijke brief schrijven:
     - ingezonden brief
     - motivatiebrief 







Slide 2 - Slide

Feiten, meningen en argumenten

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Objectief en subjectief
Bij het nadenken over feiten en meningen zijn twee begrippen belangrijk. Ze zijn elkaars tegengestelde.

Objectief: feitelijk, onpartijdig, je gaat niet uit van gevoelens of voorkeur.
Subjectief: je gaat uit van je persoonlijke gevoelens of voorkeur.

Slide 5 - Slide

Meningen laten zien (objectief)
Overtuigen van een mening (subjectief)

Slide 6 - Slide

Meningen laten zien:

  • De schrijver geeft de mening weer van één of meer deskundigen, zonder zijn eigen mening te geven.

  • De lezer kan daarna zelf een mening vormen.

  • Een tekst die meningen laat zien, is een objectieve tekst.

Voorbeelden: artikel in tijdschrift, artikel in krant.
 Overtuigen van een mening:

  • De schrijver geeft zijn eigen mening.

  • Hij laat zo veel mogelijk argumenten zien die zijn mening ondersteunen. Hij wil de lezer ervan overtuigen dat hij gelijk heeft.

  • Een tekst die wil overtuigen is een subjectieve tekst.


    Voorbeelden: ingezonden brief, recensie, blog.

Slide 7 - Slide

Argumenten
Een mening is heel persoonlijk. Iemand die wil uitleggen waarom hij gelijk heeft, geeft argumenten voor zijn mening. Dat zijn de redenen waarom hij die mening heeft.

Argumenten kunnen te maken hebben met feiten, zoals getallen of uitkomsten van onderzoeken. Dat zijn feitelijke argumenten. Er zijn ook argumenten die te maken hebben met gevoelens. Dat zijn persoonlijke argumenten.

Slide 8 - Slide

Maken
- Afmaken: opdracht 1, 2, 3, 4 en 5 op blz. 67 t/m 72
- Maken: opdracht 4, 7 en 8 op blz. 79 t/m 82

Slide 9 - Slide

debatteren

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Blok 1: Schrijven

Slide 19 - Slide

Wat is een artikel?
In een artikel geef je achtergrondinformatie over een bepaald onderwerp, bijvoorbeeld op een website voor jongeren. 

Het schrijfdoel is informeren of je mening geven. Soms geef je zowel informatie als je mening.

Slide 20 - Slide

Hoe bouw je een artikel op?
  1. Boven je artikel staat een korte en duidelijke titel (vet in een groter lettertype)
  2. In de inleiding noem je het onderwerp en de hoofdgedachte en kondig je de deelonderwerpen aan.
  3. In het middenstuk werk je die deelonderwerpen uit.
  4. Je sluit je tekst duidelijk af met het slot. Daarin zet je een samenvatting of een conclusie.
  5. Onderaan je artikel zet je je naam, school en klas (of functie)

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Let op!
Een artikel is geen brief. 

Begin dus niet met plaats en datum.

Maak wel duidelijk zichtbare alinea's. Sla tussen de alinea's telkens een regel over.

Slide 23 - Slide

debatteren

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Kader 
3.3 Lezen
Opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 20 t/m 34
3.5 Woorden
opdracht 1 t/m 10 en 12 t/m 16 (blz. 46 t/m 55)
3.7 Grammatica
opdracht 2 t/m 6 op blz. 65 t/m 67
3.8 Spelling
opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9 en 10 op bladzijde 68 t/m 73
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 15 en 17 t/m 20 (blz. 103 t/m 116)
TL
3.3 Lezen

opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 24 t/m 36
3.5 Woorden
 opdracht 3 t/m 10 en opdracht 13 t/m 17 (blz. 50 t/m 60)
3.7 Grammatica
opdracht 1, 3, 4, 5, 6 en 9 op blz. 67 t/m 71
3.8 Spelling
opdracht 1, 3, 5, 6, 7 en 9 op bladzijde 73 t/m 79
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 3, 5 t/m 8, 14 t/m 17 en 22 t/m 26 (blz. 106 t/m 120)

Slide 30 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 31 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 32 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 33 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 34 - Slide

Kader 
3.3 Lezen
Opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 20 t/m 34
3.5 Woorden
opdracht 1 t/m 10 en 12 t/m 16 (blz. 46 t/m 55)
3.7 Grammatica
opdracht 2 t/m 6 op blz. 65 t/m 67
3.8 Spelling
opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9 en 10 op bladzijde 68 t/m 73
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 15 en 17 t/m 20 (blz. 103 t/m 116)
TL
3.3 Lezen

opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 24 t/m 36
3.5 Woorden
 opdracht 3 t/m 10 en opdracht 13 t/m 17 (blz. 50 t/m 60)
3.7 Grammatica
opdracht 1, 3, 4, 5, 6 en 9 op blz. 67 t/m 71
3.8 Spelling
opdracht 1, 3, 5, 6, 7 en 9 op bladzijde 73 t/m 79
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 3, 5 t/m 8, 14 t/m 17 en 22 t/m 26 (blz. 106 t/m 120)

Slide 35 - Slide

Opbouw van een langere tekst
Een langere geschreven tekst is vaak uit drie delen opgebouwd: 
  • een inleiding
  • een middenstuk
  • een slot.

Slide 36 - Slide

De hoofdgedachte van een tekst

Slide 37 - Slide

In deze les                                                       Tijd: 45 min.
  • Inloop (5. min.)
  • Voorstellen (15 min.)

  • Lesopening (10 min.):  
    - Wat zijn de doelen van vandaag?
    - Wat weten en kunnen we al/nog?
    - Uitleg: tekstdoelen, inleiding, middenstuk en slot, Stappenplan moeilijke woorden, de hoofdgedachte

  • Aan het werk gaan (10 min.):
    - Maak zelfstandig:
        opdracht 2, 4, 5 en 6 op blz. 20 t/m 25

  • Evaluatie en reflectie (5 min.):
    - Hebben we de lesdoelen bereikt?
    - Hoe verliep voor jou de les vandaag?

  • Volgende les: verder werken aan de opdrachten


Doelen van deze les:
- Je kunt aangeven wel tekstdoel bij een tekst hoort.
- Je kunt aangeven op welke manier een schrijver de tekst inleidt en afsluit.
- Je kunt de betekenissen van moeilijke woorden afleiden uit de tekst, door het Stappenplan moeilijke woorden te gebruiken.
- Je kunt de hoofdgedachte van een tekst bepalen.






Slide 38 - Slide