8-01 - H3 Lezen

Welkom bij Nederlands!
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with text slides and 14 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Slide

In deze les                                                       Tijd: 90 min.
  • Inloop (5. min.)
  • Lesopening (10 min.):  
    - Herhaling: tekstdoelen mening geven en overtuigen
    - Klassikaal opdracht 1 op blz. 153 maken

  • Klassikaal aan het werk gaan (20 min.):
    - opdracht 1 op blz. 153 maken
    - Tekst 1 op blz. 154 en 155 lezen
    - opdracht 2 op blz. 156 maken

  • Doornemen signaalwoorden en verbanden (blz. 157) (10 min.)

  • Zelfstandig aan het werk gaan (35 min.): 
    - opdracht 3 (op blz. 158)
    - opdracht 4 (op blz. 158 en 159

  • Evaluatie en reflectie (10 min.):



Doelen van deze les:
- Je herkent teksten met een mening.

- Je kunt vertellen wat het verschil is tussen objectieve teksten en subjectieve teksten.

- Je kunt feiten en meningen herkennen in een tekst.

- Je kunt de signaalwoorden in een tekst herkennen en uitleggen bij welk verband ze horen. 







Slide 2 - Slide

tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Meningen laten zien (objectief)
Overtuigen van een mening (subjectief)

Slide 5 - Slide

Meningen laten zien:

  • De schrijver geeft de mening weer van één of meer deskundigen, zonder zijn eigen mening te geven.

  • De lezer kan daarna zelf een mening vormen.

  • Een tekst die meningen laat zien, is een objectieve tekst.

Voorbeelden: artikel in tijdschrift, artikel in krant.
 Overtuigen van een mening:

  • De schrijver geeft zijn eigen mening.

  • Hij laat zo veel mogelijk argumenten zien die zijn mening ondersteunen. Hij wil de lezer ervan overtuigen dat hij gelijk heeft.

  • Een tekst die wil overtuigen is een subjectieve tekst.


    Voorbeelden: ingezonden brief, recensie, blog.

Slide 6 - Slide

signaalwoorden en tekstverbanden

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Opbouw van een langere tekst
Een langere geschreven tekst is vaak uit drie delen opgebouwd: 
  • een inleiding
  • een middenstuk
  • een slot.

Slide 9 - Slide

Deelonderwerpen
Elke alinea vertelt een stukje over het onderwerp.

Het deelonderwerp is dus eigenlijk het onderwerp van de alinea.

Aan de tussenkopjes kun je vaak zien wat het deelonderwerp is.

Slide 10 - Slide

Maken:
Zelfstandig en in stilte aan het werk gaan (30 min.):
- opdracht 4 (op blz. 41)
- opdracht 5 (op blz. 44)
- opdracht 7 (op blz. 44)

Slide 11 - Slide

opdracht 1 (blz. 37) maken
klassikaal

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

opdracht 2 (blz. 38) maken
klassikaal

Slide 14 - Slide

Opbouw van een langere tekst
Een langere geschreven tekst is vaak uit drie delen opgebouwd: 
  • een inleiding
  • een middenstuk
  • een slot.

Slide 15 - Slide

opdracht 3 (blz. 39) maken
klassikaal

Slide 16 - Slide

Feiten, meningen en argumenten

Slide 17 - Slide

Argumenten
Een mening is heel persoonlijk. Iemand die wil uitleggen waarom hij gelijk heeft, geeft argumenten voor zijn mening. Dat zijn de redenen waarom hij die mening heeft.

Argumenten kunnen te maken hebben met feiten, zoals getallen of uitkomsten van onderzoeken. Dat zijn feitelijke argumenten. Er zijn ook argumenten die te maken hebben met gevoelens. Dat zijn persoonlijke argumenten.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

debatteren

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Blok 1: Schrijven

Slide 30 - Slide

Maken:
Zelfstandig en in stilte aan het werk gaan (30 min.):
- opdracht 4 (op blz. 41)
- opdracht 5 (op blz. 44)
- opdracht 7 (op blz. 44)

Slide 31 - Slide

Hoe bouw je een artikel op?
  1. Boven je artikel staat een korte en duidelijke titel (vet in een groter lettertype)
  2. In de inleiding noem je het onderwerp en de hoofdgedachte en kondig je de deelonderwerpen aan.
  3. In het middenstuk werk je die deelonderwerpen uit.
  4. Je sluit je tekst duidelijk af met het slot. Daarin zet je een samenvatting of een conclusie.
  5. Onderaan je artikel zet je je naam, school en klas (of functie)

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Let op!
Een artikel is geen brief. 

Begin dus niet met plaats en datum.

Maak wel duidelijk zichtbare alinea's. Sla tussen de alinea's telkens een regel over.

Slide 34 - Slide

debatteren

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Kader 
3.3 Lezen
Opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 20 t/m 34
3.5 Woorden
opdracht 1 t/m 10 en 12 t/m 16 (blz. 46 t/m 55)
3.7 Grammatica
opdracht 2 t/m 6 op blz. 65 t/m 67
3.8 Spelling
opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9 en 10 op bladzijde 68 t/m 73
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 15 en 17 t/m 20 (blz. 103 t/m 116)
TL
3.3 Lezen

opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 24 t/m 36
3.5 Woorden
 opdracht 3 t/m 10 en opdracht 13 t/m 17 (blz. 50 t/m 60)
3.7 Grammatica
opdracht 1, 3, 4, 5, 6 en 9 op blz. 67 t/m 71
3.8 Spelling
opdracht 1, 3, 5, 6, 7 en 9 op bladzijde 73 t/m 79
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 3, 5 t/m 8, 14 t/m 17 en 22 t/m 26 (blz. 106 t/m 120)

Slide 41 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 42 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 43 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 44 - Slide

Wat is het tekstdoel?

Slide 45 - Slide

Kader 
3.3 Lezen
Opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 20 t/m 34
3.5 Woorden
opdracht 1 t/m 10 en 12 t/m 16 (blz. 46 t/m 55)
3.7 Grammatica
opdracht 2 t/m 6 op blz. 65 t/m 67
3.8 Spelling
opdracht 1, 2, 3, 5, 6, 7, 9 en 10 op bladzijde 68 t/m 73
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 15 en 17 t/m 20 (blz. 103 t/m 116)
TL
3.3 Lezen

opdrachten 1 t/m 5, 7 t/m 14 en 16 t/m 21 op blz. 24 t/m 36
3.5 Woorden
 opdracht 3 t/m 10 en opdracht 13 t/m 17 (blz. 50 t/m 60)
3.7 Grammatica
opdracht 1, 3, 4, 5, 6 en 9 op blz. 67 t/m 71
3.8 Spelling
opdracht 1, 3, 5, 6, 7 en 9 op bladzijde 73 t/m 79
4.3 Lezen
opdracht 1 t/m 3, 5 t/m 8, 14 t/m 17 en 22 t/m 26 (blz. 106 t/m 120)

Slide 46 - Slide

Opbouw van een langere tekst
Een langere geschreven tekst is vaak uit drie delen opgebouwd: 
  • een inleiding
  • een middenstuk
  • een slot.

Slide 47 - Slide

De hoofdgedachte van een tekst

Slide 48 - Slide

In deze les                                                       Tijd: 45 min.
  • Inloop (5. min.)
  • Voorstellen (15 min.)

  • Lesopening (10 min.):  
    - Wat zijn de doelen van vandaag?
    - Wat weten en kunnen we al/nog?
    - Uitleg: tekstdoelen, inleiding, middenstuk en slot, Stappenplan moeilijke woorden, de hoofdgedachte

  • Aan het werk gaan (10 min.):
    - Maak zelfstandig:
        opdracht 2, 4, 5 en 6 op blz. 20 t/m 25

  • Evaluatie en reflectie (5 min.):
    - Hebben we de lesdoelen bereikt?
    - Hoe verliep voor jou de les vandaag?

  • Volgende les: verder werken aan de opdrachten


Doelen van deze les:
- Je kunt aangeven wel tekstdoel bij een tekst hoort.
- Je kunt aangeven op welke manier een schrijver de tekst inleidt en afsluit.
- Je kunt de betekenissen van moeilijke woorden afleiden uit de tekst, door het Stappenplan moeilijke woorden te gebruiken.
- Je kunt de hoofdgedachte van een tekst bepalen.






Slide 49 - Slide