Hulp bij bereiden voedsel: bv koken van rijst/groente/pasta.
Slide 6 - Slide
Verschillende soorten water
Oppervlaktewater
Zeewater
Grondwater
Drinkwater
Gedestilleerd water
Slide 7 - Slide
Verschillende soorten water: oppervlaktewater
Oppervlaktewater: zichtbaar aan de oppervlakte van de aarde (zoals oceanen, rivieren, meren en slootjes).
Niet schoon genoeg om te drinken.
Kalk, zout, mest, mineralen uit de bodem lossen op in het oppervlaktewater. Maar ook komt er zwerfafval, afvalwater van bedrijven en bij zware regenval komt er rioolwater in terecht.
Slide 8 - Slide
Verschillende soorten water: zeewater
Zeewater
Kan je niet drinken: zeewater is té zout!
Drinkwater moet ''zoet'' zijn: dat betekent dat het niet zout is.
Slechts 1% van het oppervlakte water is zoet, dus we moeten zuinig zijn!
Slide 9 - Slide
Verschillende soorten water: drinkwater
Drinkwater: is geschikt voor menselijke consumptie.
Nederlands kraanwater is drinkwater.
Drinkwater is scheikundig gezien géén zuiver water! Want in drinkwater zitten andere stoffen opgelost: bijvoorbeeld zuurstof en natuurlijke mineralen zoals kalk.
De samenstelling van drinkwater varieert!
Slide 10 - Slide
Verschillende soorten water: gedestilleerd water
Gedestilleerd water: zuiver water
Komt niet in de natuur voor
Verkrijg je door te destilleren
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Concentratie
De concentratie is de massa van een stof die is opgelost per liter oplossing.
De concentratie kun je berekenen met de volgende formule:
Slide 13 - Slide
Concentratie opdracht 4a
ORS is een oplossing van zouten en suiker in water. De stof wordt toegediend aan patiënten met uitdrogingsverschijnselen, om de vocht- en zoutbalans in hun lichaam weer te herstellen. Een glas ORS van 0,20 L bevat onder andere 0,50 g keukenzout. Bereken de concentratie keukenzout in ORS.
Slide 14 - Slide
Opdrachten 4 en 6
Slide 15 - Slide
4
a) 2,6: 0,20 = 13 g/L
b) 0,30: 0,20 = 1,5 g/L
c) 0,60: 0,20 = 3,0 g/L
Slide 16 - Slide
6
9,0 × 5000 = 45 000 mg
= 45 g
Er is 45 000 mg zuurstof aanwezig in het vijverwater. Dit is 45 g zuurstof.
Slide 17 - Slide
Aan de slag
Voor volgende les: Lees H2.1 (blz 74 t/m 79)
Maak opdracht 5, 7, 8 en 9 (10 mag hoeft niet)
Weektaak: Test je zelf H1.4 en H1.5 (online methode)