3V Schrijven H4 les 3

OPSTARTEN
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

OPSTARTEN

Slide 1 - Slide

Goed of slecht argument?

Zwarte Piet moet blijven bestaan in het Sinterklaasfeest, want de meerderheid van de Nederlanders vindt dat.
timer
0:30
A
Goed
B
Niet goed

Slide 2 - Quiz

Argumentum ad populum
Bij een ad populum (aan de mensen) argument geldt: de meeste stemmen gelden. Iemand kan bijvoorbeeld zeggen: “65% van de mensen is voor de monarchie, dus de monarchie moet blijven”. Dit klinkt vaak als een overtuigend argument, helemaal in de democratische samenleving waarin wij leven. Dit argument gaat er vanuit dat de meerderheid altijd gelijk heeft, maar dit is natuurlijk niet per definitie zo.

 

Bij de stelling over het koningshuis kan het nog overtuigend klinken, maar als je zou zeggen “65% van scholieren blijft liever in bed liggen dan dat ze naar school gaan, dus laat ze maar thuis blijven” klinkt het ineens heel anders...

Dat de meerderheid iets vindt, wil natuurlijk niet zeggen dat ze ook gelijk hebben. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Een argument...
timer
0:20
A
staat in de eerste of de tweede zin van de alinea.
B
is alleen een hoofdzin.
C
wordt aangegeven met een opsommende signaalwoorden.
D
wordt aangegeven met redengevende signaalwoorden.

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Waar of niet waar?

Een tegenargument en een weerlegging vind je in dezelfde alinea.
timer
0:20
A
Waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Maak een bouwplan
Inleiding
- nieuwsgierig maken
- onderwerp en standpunt introduceren.
Middenstuk
- 3 argumenten voor (1 per alinea)
- 2 argumenten tegen met weerlegging (1 per alinea)
Conclusie
- conclusie: standpunt in andere woorden

Slide 9 - Slide

Wat zijn structurerende zinnen?
timer
0:30
A
Een zin die de structuur van de hele tekst aangeeft.
B
Een zin die de structuur van de alinea aangeeft.
C
Een zin die de overgang van het ene tekstdeel naar het andere tekstdeel aangeeft.
D
Een zin met dezelfde functie als een signaalwoord.

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Let op de witregels!
Inleiding
[witregel]
argumenten voor
[witregel]
argumenten tegen + weerlegging
[witregel]
conclusie

Spring bij een nieuwe alinea in, maar niet na een witregel.

Slide 12 - Slide

Waarom verwerk je tegenargumenten in je betoog?
timer
1:00

Slide 13 - Open question

Vergeet de titel niet!

Slide 14 - Slide

Afronden
Huiswerk voor vrijdag
Schrijven H5 startopdracht en opdracht 1

Let op: maandag deadline Anne Frank opdracht 2!

Slide 15 - Slide