Les 6 Leesvaardigheid over tekst ‘Verbinding’

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Sleep de signaalwoorden naar het juiste verband
timer
3:00
opsommend
voorwaardelijk
chronologisch
doel-middel
reden
toelichtend
oorzakelijk
tegenstellend
en
ook
maar
als
wanneer
om te
omdat
eerst
daarna
zo
als gevolg daarvan
toch

Slide 3 - Drag question

Welke bewering is WEL waar?
A
De titel van een tekst is altijd een informerende titel.
B
De kernzin is altijd de eerste zin van een alinea.
C
'Kortom' is een signaalwoord voor een samenvattend OF concluderend verband.
D
'Maar' is een signaalwoord van een opsommend verband.

Slide 4 - Quiz

Alinea 10: "Constant zoekt de krant andere vormen om de lezer te prikkelen."

Welk verband geeft om...te aan?
A
oorzakelijk
B
doel-middel
C
uitleggend

Slide 5 - Quiz

Bij het schrijven van een tekst breng je verband aan tussen zinnen en alinea's door signaalwoorden en verwijswoorden te gebruiken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 7 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
vanwege
B
zoals
C
tot slot
D
toch

Slide 8 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 9 - Quiz

WAAR
 NIET
WAAR
Signaalwoorden geven alleen verbanden aan tussen woorden en zinnen.
Een signaalwoord zorgt ervoor dat je een bepaald verband kunt herkennen.
Een signaalwoord is één woord.

Slide 10 - Drag question

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
zoals
maar
vroeger
daarnaast
Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband

Slide 11 - Drag question

Sleep de signaalwoorden naar het juiste verband
Oorzaak-Gevolg
Chronologie
Tegenstelling
echter
daarna
maar
doordat
vervolgens
toch
waardoor
hoewel

Slide 12 - Drag question

Welke structuur bevat oorzaken in het middenstuk?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur

Slide 13 - Quiz

Welke tekststructuur past niet bij een betoog?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
voor- en nadelenstructuur
D
verklaringsstructuur

Slide 14 - Quiz

Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur

Slide 15 - Quiz

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll