Ser, estar en hay (het verschil)

Ser, estar of hay
Wat kan je doen om een keuze te kunnen maken voor het gebruik van ser, estar of hay?
1. Het gebruik rondom deze werkwoorden beheersen (zie aantekeningen)
2. Afvragen: wat wordt er gezegd? Gaat het om waar iets of iemand zich bevindt (op het strand, dus estar of hay), of over hoe iets of iemand is (Spaans, ser)?
2. De opties in de zin plaatsen en vertalen naar het NL (hoor je nu al dat iets niet goed klinkt? Dan ook niet in het Spaans. (Nosotros hay en la playa = Wij er is/er zijn op het strand) (Nosotros estamos en la playa = Wij bevinden ons op het strand) Klinkt het allebei goed? Dan val je terug op de regels van het gebruik).
3. Ga naar WAAROVER gepraat wordt in de zin. De woorden daar in de buurt staan in de zin en die belangrijk zijn voor het al dan wel of niet gebruiken van een bepaald werkwoord, ga je markeren (dingen als el, las, mucho, tres, este etc.) 
4. Leg deze woorden naast de regels van het gebruik en lees het antwoord af

1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Ser, estar of hay
Wat kan je doen om een keuze te kunnen maken voor het gebruik van ser, estar of hay?
1. Het gebruik rondom deze werkwoorden beheersen (zie aantekeningen)
2. Afvragen: wat wordt er gezegd? Gaat het om waar iets of iemand zich bevindt (op het strand, dus estar of hay), of over hoe iets of iemand is (Spaans, ser)?
2. De opties in de zin plaatsen en vertalen naar het NL (hoor je nu al dat iets niet goed klinkt? Dan ook niet in het Spaans. (Nosotros hay en la playa = Wij er is/er zijn op het strand) (Nosotros estamos en la playa = Wij bevinden ons op het strand) Klinkt het allebei goed? Dan val je terug op de regels van het gebruik).
3. Ga naar WAAROVER gepraat wordt in de zin. De woorden daar in de buurt staan in de zin en die belangrijk zijn voor het al dan wel of niet gebruiken van een bepaald werkwoord, ga je markeren (dingen als el, las, mucho, tres, este etc.) 
4. Leg deze woorden naast de regels van het gebruik en lees het antwoord af

Slide 1 - Slide

Vertaal de zin voor zover deze af is naar het Nederlands. Waar gaat het hier om?
Yo ______ en el parque.

A
Eigenschap (afkomst, beroep etc.)
B
Omstandigheid (gemoedstoestand, zich bevinden)

Slide 2 - Quiz

Vertaal de zin voor zover deze af is naar het Nederlands. Waar gaat het hier om?
Mis amigos _____ de Perú.

A
Eigenschap (afkomst, beroep etc.)
B
Omstandigheid (gemoedstoestand, zich bevinden)

Slide 3 - Quiz

Vertaal de zin voor zover deze af is naar het Nederlands. Waar gaat het hier om?
Mi mamá __ profesora de español.

A
Eigenschap (afkomst, beroep etc.)
B
Omstandigheid (gemoedstoestand, zich bevinden)

Slide 4 - Quiz

Vertaal de zin voor zover deze af is naar het Nederlands. Waar gaat het hier om?
Mis libros ___ antiguos.

A
Eigenschap (afkomst, beroep, materiaal etc.)
B
Omstandigheid (gemoedstoestand, zich bevinden)

Slide 5 - Quiz

Tip
Ga ook altijd na WAAROVER wordt gepraat in de zin. Dat is eigenlijk (bijna) altijd het zinsdeel waar je op moet letten om een keuze te kunnen maken voor het gebruik van ser, estar of hay. 
Bijvoorbeeld:
- Al lado de la librería ___ una piscina. = una = onbepaald = hay
- El libro moderno ___ en la mesa. = hay = bepaald = estar


Slide 6 - Slide

In deze zin spreken we over de "aanwezigheid" van iets. We gaan dus estar of hay gebruiken. Op welk woord in de zin moet je letten om tot een juist antwoord te kunnen komen m.b.t. het benodigde werkwoord ?
En el jardín ___ muchas plantas.
A
en
B
el jardin
C
muchas
D
plantas

Slide 7 - Quiz

In deze zin spreken we over de "aanwezigheid" van iets. We gaan dus estar of hay gebruiken. Op welk woord in de zin moet je letten om tot een juist antwoord te kunnen komen m.b.t. het benodigde werkwoord?
No ___ libros en esta estantería.
A
no
B
libros
C
esta
D
estantería

Slide 8 - Quiz

In deze zin spreken we over de "aanwezigheid" van iets. We gaan dus estar of hay gebruiken. Op welk woord in de zin moet je letten om tot een juist antwoord te kunnen komen m.b.t. het benodigde werkwoord?
Al lado de la biblioteca ___ la farmacia.
A
al lado de
B
la biblioteca
C
la
D
farmacia

Slide 9 - Quiz

In deze zin spreken we over de "aanwezigheid" van iets. We gaan dus estar of hay gebruiken. Op welk woord in de zin moet je letten om tot een juist antwoord te kunnen komen m.b.t. het benodigde werkwoord?
Al lado de la biblioteca ___ una farmacia.
A
al lado de
B
la biblioteca
C
una
D
farmacia

Slide 10 - Quiz

Wat hoort er op de open plek?
En el parque ____ muchos niños.
A
están
B
hay
C
son

Slide 11 - Quiz

Wat hoort er op de open plek?
Mis profesoras ___ de Colombia.
A
están
B
hay
C
son

Slide 12 - Quiz

Wat hoort er op de open plek?
El museo ____ al lado del cine.
A
está
B
hay
C
es

Slide 13 - Quiz