Woordenschat H3 - les 1

Woordenschat H4
stijlfiguren: pleonasme en tautologie
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Woordenschat H4
stijlfiguren: pleonasme en tautologie

Slide 1 - Slide

herhaling
  • Drommels, drommels en nog eens drommels.
  • Geld, ja, geld is het enige waar hij voor leeft.
  • Ik ga nooit, nooit meer in een achtbaan.

Slide 2 - Slide

tegenstelling
  • Wij steunen elkaar door dik en dun.
  • De grootste ondernemer van de stad moest op de kleintjes letten.
  • Een grote mond, maar een klein hartje hebben.

Slide 3 - Slide

opsomming: drieslag
Een opsomming van drie woorden, zinnen of zinsdelen.
Bloed, zweet en tranen.
Veni, vidi, vici.
Heerlijk, helder, Heineken.

Slide 4 - Slide

opsomming: climax
Een steeds sterker wordende reeks.
Goed, beter, best.
Hij voelde zich goed, nee geweldig, hij voelde zich fantastisch.

Slide 5 - Slide

opsomming: omgekeerde climax
een steeds zwakker wordende reeks
Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het bleek zelfs nog geen fiets. Nee, hij won een bal.

Slide 6 - Slide

hoofdstuk 2

Slide 7 - Slide

hyperbool
  • overdrijving :  We hebben ons kapot gelachen.

Slide 8 - Slide

understatement
  • afzwakking, je zegt dat iets minder groot, mooi, belangrijk, .. is dan dat het in werkelijkheid is
  • vaak: ironisch effect, je moet de situatie kennen om de understatement te begrijpen                                                                                                                                                                                              Messi kan wel een aardig balletje trappen.

Slide 9 - Slide

eufemisme
  • verzacht de werkelijkheid
  • bij nare situaties
  • Je zegt iets op zo'n manier dat het minder erg of hard overkomt:   Hij gaat creatief om met de waarheid.

Slide 10 - Slide

even oefenen

Slide 11 - Slide

Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
tegenstelling

Slide 12 - Quiz

Ik had een twee voor het proefwerk, ik had dus wel een paar foutjes gemaakt.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
opsomming

Slide 13 - Quiz

Je wordt doodgegooid met informatie over de verkiezingen.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
tegenstelling

Slide 14 - Quiz

De dierenarts kreeg het kleine dier met de grootste moeite in slaap.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
tegenstelling

Slide 15 - Quiz

Wat ben jij een miezerig, vervelend, irritant, misselijk ventje.
A
tegenstelling
B
eufemisme
C
understatement
D
opsomming

Slide 16 - Quiz

hoofdstuk 3

Slide 17 - Slide

metafoor
  • een vergelijking tussen twee zaken die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hebben:
                      Mijn vader is een boom van een kerel.

Slide 18 - Slide

hoofdstuk 4

Slide 19 - Slide

pleonasme
Als je een eigenschap van een zaak of persoon nog eens uitdrukkelijk omschrijft door toevoeging van een ander woord, noem je dat een pleonasme: 
-een ronde cirkel (een cirkel is altijd rond) 
-een dood lijk (een lijk is altijd dood)
-witte sneeuw (sneeuw is altijd wit)


Slide 20 - Slide

tautologie
Een tautologie bestaat uit twee woorden van dezelfde woordsoort die hetzelfde betekenen: 
-We zijn bedroefd en verdrietig.
-Natuurlijk hebben wij vanzelfsprekend van de vakantie genoten.
-Morgen ga ik nog een keer de stijlfiguren opnieuw uitleggen.

Slide 21 - Slide

even oefenen

Slide 22 - Slide

Kom na schooltijd onmiddellijk en meteen naar huis!
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 23 - Quiz

Toen hij in zijn vinger sneed, stroomde er direct rood bloed uit de wond.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 24 - Quiz

We zijn verheugd en blij met de geboorte van onze zoon.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 25 - Quiz