Fictietheorie_algemeen

Fictietheorie, deel I
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2-4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Fictietheorie, deel I

Slide 1 - Slide

Doelen
  • Fictie, poëzie en non-fictie
  • Tekstdoelen
  • Hoofdpersonen en bijfiguren
  • Verhaalopbouw 

Slide 2 - Slide

Fictie, poëzie, non-fictie
  • Fictie is een verzonnen verhaal
  • Poëzie bestaat uit gedichten
  • Non-fictie is een niet-verzonnen verhaal

Slide 3 - Slide

Waar denk je aan bij fictie?

Slide 4 - Mind map

Fictie is
A
waargebeurd
B
zelf meegemaakt
C
verzonnen
D
gedichten

Slide 5 - Quiz

Non-fictie is
A
Gedichten
B
Een sprookje
C
Romans
D
Kranten

Slide 6 - Quiz

Poëzie is
A
kranten
B
gedichten
C
romans
D
teksten

Slide 7 - Quiz

Onder poëzie verstaan we ook
A
liedjes
B
tijdschriften
C
kranten
D
tekeningen

Slide 8 - Quiz

Een voorbeeld van een fictietekst is
A
advertentie
B
roman
C
filmtrailer
D
gebruiksaanwijzing

Slide 9 - Quiz

De speelfilm De Titanic is
A
niet realistische fictie
B
realistische fictie
C
non-fictie
D
niet realistische non-fictie

Slide 10 - Quiz

Als een schrijver schrijft over zijn eigen leven dan heet dat
A
realistische fictie
B
realistische non-fictie
C
niet realistische fictie
D
non-fictie

Slide 11 - Quiz

Harry Potter is een voorbeeld van
A
non-fictie
B
niet realistische non-fictie
C
realistische fictie
D
niet realistische fictie

Slide 12 - Quiz

Tekstdoelen
  • Informeren
  • Amuseren
  • Overtuigen (betogen)
  • Overhalen (activeren)

Slide 13 - Slide

Welke twee doelen heeft een oorlogsroman zoals Oorlogswinter?
A
amuseren en informeren
B
overhalen en informeren
C
waarschuwen en overtuigen
D
amuseren en waarschuwen

Slide 14 - Quiz

De schrijver vertelt hoe oneerlijk de wereld verdeeld is. Wat wil de schrijver?
A
informeren
B
overtuigen
C
amuseren
D
instrueren

Slide 15 - Quiz

Als de schrijver vertelt over een hedendaags probleem zoals klimaatvervuiling dan wil de schrijver
A
amuseren
B
overtuigen
C
informeren
D
waarschuwen

Slide 16 - Quiz

Verhaalopbouw
  • Chronologisch (tijdsvolgorde) en niet-chronologisch
  • De fasen van Aristoteles

Slide 17 - Slide

Aristoteles
1. Beginsituatie
2. Ontstaan probleem
3. Ontwikkeling
4. Dieptepunt
5. Ommekeer
6. Einde

Slide 18 - Slide

Welk sprookje zullen we als voorbeeld nemen?

Slide 19 - Open question

Chronologisch is
A
bepaalde hoeveelheid tijd
B
de gebeurtenissen in de juiste volgorde
C
een voorval dat al eerder is gebeurd
D
een vooruitblik in het verhaal

Slide 20 - Quiz

Flashback is
A
vooruitblik in het verhaal
B
een bepaalde tijd in het verhaal
C
een voorval dat eerder is gebeurd
D
een tijdsprong maken

Slide 21 - Quiz

Een tijdsprong is
A
een stuk tijd waarover niets wordt vermeld
B
een verhaal wordt niet verteld in de juiste volgorde
C
een vooruitblik in het verhaal
D
een verhaal speelt zich af in een bepaalde tijd

Slide 22 - Quiz

Een hoofdpersonage
A
er wordt alleen over het uiterlijk verteld
B
er wordt alleen over het innerlijk verteld
C
er wordt alleen over het gevoel verteld
D
een combinatie van A, B en C

Slide 23 - Quiz

Ga zelf aan de slag!

Slide 24 - Slide