H1 Woordenschat: vergelijkingen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

H1 Woordenschat: vergelijkingen

Lesdoelen:

* je weet wat een vergelijking is

* je weet dat een vergelijking een vorm van beeldspraak is

* je kunt een vergelijking herkennen en begrijpen

Wat is een vergelijking?

* Een vergelijking is een vorm van beeldspraak: je maakt daardoor een tekst mooier, duidelijker en krachtiger.

* Bij beeldspraak gebruik je woorden in een
   figuurlijke betekenis: een beeld. Dus niet letterlijk.

- Bij een vergelijking is er een overeenkomst tussen object (=wat je bedoelt) en beeld. 

Voorbeeld 1:

Die man          is zo sterk als           een beer.

(=object)                                                (=beeld)

Voorbeeld 2:

Hij is een boom          van          een kerel.

           (=beeld)                               (=object)

Voorbeeld 3:

Het hoofd van meneer Groenhuis     lijkt wel     een biljartbal.

(=object)                                                                             (=beeld)

Dit liedje bevat twee vergelijkingen. Schrijf ze op.

De twee vergelijkingen:

1. je gappie leeft zoet als een sappie

2. ben ik alsnog in de lucht als sterrenstof

Doe nu mee met de volgende quiz!

Bij een vergelijking heb je...

1. een object en een beeld
2. alleen maar een beeld
3. een object en twee beelden
4. alleen maar een object

Vul de juiste vergelijking in:
zo glad als een...

1. paling
2. zeephelling
3. banaan
4. aal

Vul de juiste vergelijking in:
zo fris als een...

1. kippetje
2. visje
3. hoentje
4. spinnetje

Vul de juiste vergelijking in:
zo koppig als een...

1. paard
2. ezel
3. varken
4. geit

Vul de juiste vergelijking in:
zo moe als een...

1. kat
2. varken
3. konijn
4. hond

Pas op! Hij steelt als een...

1. merel
2. kraai
3. raaf
4. ekster

Vul de juiste vergelijking in:
zo trots als een...

1. beer
2. pauw
3. leeuw
4. olifant

Alles begrepen?

Als je goed hebt opgelet...

* weet je nu wat een vergelijking is

* weet je nu dat een vergelijking een vorm van beeldspraak is

* en kun je nu een vergelijking herkennen en begrijpen

Maak opdracht 1 en 2 uit je lesboek (blz.24-25). Succes!