Schrijfvaardigheid - les 7-8 - lezen + feedback + voorzetsel(voorwerp)

Welkom!
  • Lezen
  • Je geeft elkaar feedback op de verhalen.
  • Je leert wat het voorzetselvoorwerp is.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
  • Lezen
  • Je geeft elkaar feedback op de verhalen.
  • Je leert wat het voorzetselvoorwerp is.

Slide 1 - Slide

Leesboek
Elke maandag: leesboek mee!

Slide 2 - Slide

Feedback geven
Laat je beide teksten lezen aan een klasgenoot en geef elkaar tips en tops. Denk aan:
  • Heb jij een goed idee van het uiterlijk en karakter van de personages?
  • Heb je een goed beeld van de ruimte waar het verhaal zich afspeelt?
  • Welk bijvoeglijk naamwoord of specifiek woord is mooi gekozen?

Slide 3 - Slide

Lees het verhaal van je klasgenoot
  1. Er is een hoofdpersoon. Deze wil iets: hij heeft een doel, wens of een probleem.
  2. Hij moet in actie komen om doel te behalen of probleem op te lossen.
  3. Hij ondervindt weerstand (mensen die tegenwerken of obstakels).
  4. Er komen beschermers of helpers.
  5. Na allerlei gebeurtenissen nadert hij zijn doel. Tot het laatst blijft het spannend.
  6. Hij bereikt zijn doel/lost het probleem op. Of het loopt niet goed af!
Opdracht
Deel je document met je klasgenoot.
Lees het verhaal en schrijf op wat de zes stappen zijn. Schrijf het op in je eigen document.

Slide 4 - Slide

Pauze
Lestijden:
  • 10:40-11:20
  • Pauze
  • 11:35-12:20

Slide 5 - Slide

Let op: voorzetsels bij werkwoorden
Huiswerk: voorzetsel (blz. 249)

Slide 6 - Slide

Voorzetselvoorwerp (1)
Voorzetsels --> woordsoort
Voorzetselvoorwerp --> zinsdeel

Hoe ontleed je ook al weer een zin?

Mira geeft elke avond haar kat een kattensnoepje. 

Jonas loopt op het ijs. 


Slide 7 - Slide

Voorzetselvoorwerp (2)
Soms staat er een voorzetselvoorwerp in de zin. Dat is een zinsdeel wat begint met een voorzetsel én wat hoort bij een werkwoord.
Vraag je af:
  1. Staat er een voorzetsel in de zin dat figuurlijk wordt gebruikt? 
  2. Hoort dat voorzetsel bij een werkwoord uit het gezegde?
  3. Het vzv is dan het zinsdeel wat begint met het voorzetsel.

Jonas loopt op het ijs. 

Jonas wacht op de bus.


Slide 8 - Slide


Lever hier je beeldende verhaaltje in.

Slide 9 - Open question

Aan de slag
Maak opd. 1 en 2 op blz. 28.

Slide 10 - Slide

Voorzetselvoorwerp

Slide 11 - Slide

Huiswerk
Huiswerk grammatica: lees de theorie over het voorzetsel en maak opd. 5 (blz. 249).


Elke les: lesboek + laptop mee!
Elke maandag: leesboek mee.

Slide 12 - Slide

De basis van een verhaal
Een verhaal begint ergens, heeft een of meerdere hoofdpersonen, er gebeurt iets met hen en er komt een einde aan. 

Het plot van je verhaal: de verhaallijn, de kapstok van je verhaal.

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Werk in je schrijfdossier.
Je gaat het begin van een verhaal schrijven. Het thema is 'misdaad'.
  1. Bedenk een hoofdpersoon. Geef een korte omschrijving.
  2. Bedenk het doel/wens/probleem van de hoofdpersoon. Schrijf op in één zin!
  3. Schrijf nu de eerste alinea('s) van het verhaal. (Ong. 100 woorden).

Slide 14 - Slide

Huiswerk: opd. 1, 2, 3 (blz. 125)
Opdracht 1
1 omgangsregeling
2 stadscentrum
3 eenmanszaak
4 bioscoopstoel
5 onweersbui
6 beroepsspeler
7 staatssteun
8 gevoelstemperatuur
9 passagiersschip
10 proteststem

Opdracht 2
1 zwijnenstal
2 groentesoep
3 bereleuk
4 spinnenweb
5 tarwebrood
6 koekenpan
7 zonnesteek
8 berenhol
9 geboortekaartje
10 invalidenplaats

Slide 15 - Slide


Zo bang als een...
A
beer
B
kwartel
C
vogel
D
wezel

Slide 16 - Quiz

Leesboek!

Slide 17 - Slide

Planning
t/m 6 april Sollicitatieproject
Vanaf 11 april Literatuur
17 april t/m 6 mei Meivakantie
2 juni Creatieve schrijfopdracht (PO)
Toetsweek (22-28 juni) Repetitie literatuur

Verder: leesboek lezen!

Slide 18 - Slide

Deel 1 - solliciteren en vacatures
Werk alleen. Overleggen mag.
Zoek op ELO het document 'Sollicitatieproject' op.
Maak in je Drive een map aan voor het sollicitatieproject (in je map Nederlands).
Maak daarin een document aan en werk de opdrachten van blz. 4 t/m 7 uit.

Slide 19 - Slide