Kapitel 5 Köln VMBO GT Stunde 4 Klasse 3

Kapitel 5, Köln!
Kapitel 5 Köln.
Na Klar! VMBO GT Klasse 3

WLJ/FIK
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Kapitel 5, Köln!
Kapitel 5 Köln.
Na Klar! VMBO GT Klasse 3

WLJ/FIK

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Heute
-Lesetext machen
-Hausaufgaben korrigieren
-Hausaufgaben machen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Ze hebben het over een "Meer". Wat betekent dit in het Nederlands?
A
zee
B
meer

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wie of wat wordt er met "Heuler" bedoeld?
A
een zeehondenkalf
B
een huilend kind

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Dit boekje is:
Te doen
moeilijk

Slide 12 - Poll

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn sterke werkwoorden?
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden waarbij de stamklinker verandert in de verleden tijd en het voltooid deelwoord.

Slide 14 - Slide

Leg uit wat sterke werkwoorden zijn en hoe ze zich onderscheiden van zwakke werkwoorden.
Werkwoorden met wissel a/ä
Bij werkwoorden met wissel a/ä verandert de a in de stam in een ä in de tegenwoordige tijd.

Slide 15 - Slide

Geef voorbeelden van werkwoorden met wissel a/ä, zoals vallen (viel, gevallen) en dragen (droeg, gedragen). Laat de leerlingen oefenen met het vervoegen van deze werkwoorden.
Werkwoorden met wissel e/i
Bij werkwoorden met wissel e/i verandert de e in de stam in een i in de tegenwoordige tijd.

Slide 16 - Slide

Geef voorbeelden van werkwoorden met wissel e/i, zoals helpen (hielp, geholpen) en zwemmen (zwom, gezwommen). Laat de leerlingen oefenen met het vervoegen van deze werkwoorden.
Werkwoorden met wissel e/ie
Bij werkwoorden met wissel e/ie verandert de e in de stam in een ie in de tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord.

Slide 17 - Slide

Geef voorbeelden van werkwoorden met wissel e/ie, zoals zien (zag, gezien) en vliegen (vloog, gevlogen). Laat de leerlingen oefenen met het vervoegen van deze werkwoorden.
Welches Verb bedeutet 'helpen' auf Deutsch?
A
sprechen
B
fallen
C
helfen
D
sehen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Was ist die richtige Konjugation (vervoeging) von 'sehen' in der ihr-Form?
A
ihr seht
B
ihr gesehen
C
ihr sieht
D
ihr saht

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Was ist die richtige Konjugation (vervoeging) von 'sehen' in der er/sie/es-Form?
A
er seht
B
er gesehen
C
er sieht
D
er saht

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Was ist die richtige Konjugation (vervoeging) von 'helfen' in der er/sie/es-Form?
A
er/sie/es geholfen
B
er/sie/es hilft
C
er/sie/es half
D
er/sie/es helft

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Was ist die richtige Konjugation (vervoeging) von 'helfen' in der du-Form?
A
du geholfen
B
du hilfst
C
du halfs
D
du helfst

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Welches Verb bedeutet 'zien' auf Deutsch?
A
fallen
B
sehen
C
sagen
D
helfen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wie lautet die ich-Form von 'fallen'?
A
ich fällst
B
ich fiel
C
ich gefallen
D
ich falle

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wie lautet die du-Form von 'fallen'?
A
du fällst
B
du fiel
C
du gefallen
D
du falle

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

An die Arbeit!
Ga aan het werk met opgave 8,9,10,11 van Lektion 2, Kapitel 5.
Probeer de opgaven zo goed mogelijk door te lezen!
Eerste 10 minuten in stilte, daarna mag je rustig overleggen.
Muziek luisteren= prima. 
Ben je klaar? Steek dan je hand omhoog, ik kom controleren!  Ga daarna verder met de woordtrainer van de licentie.
Niet af? = Huiswerk!

Slide 29 - Slide

This item has no instructions