oefentoets Grammatica - zinsontleding

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Oefentoets - Grammatica - zinsontleding

Hoe vind je de persoonsvorm?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Sommige gevangenen werden gedood.

Wat is het wwg?

Sommige gevangenen werden gedood.

Wat is het wwg?

Sommige gevangenen werden gedood.

Wat is het onderwerp?

De sportleraar geeft zijn leerlingen extra les.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

De sportleraar geeft zijn leerlingen extra les.

Wat is het onderwerp?

De sportleraar geeft zijn leerlingen extra les.

Wat is het lijdend voorwerp?

De sportleraar geeft zijn leerlingen extra les.

Wat is het meewerkend voorwerp?

Tom heeft voor zijn oma een heerlijk gebakje meegenomen gisteren.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Tom heeft voor zijn oma een heerlijk gebakje meegenomen gisteren.
Wat is het onderwerp?

Tom heeft voor zijn oma een heerlijk gebakje meegenomen gisteren.
Wat is het lijdend voorwerp?

Tom heeft voor zijn oma een heerlijk gebakje meegenomen gisteren.
Wat is het meewerkend voorwerp?

Tom heeft voor zijn oma een heerlijk gebakje meegenomen gisteren.
Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Voor me stond een enorme rij mensen te wachten.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Voor me stond een enorme rij mensen te wachten.

Wat is het onderwerp?

Voor me stond een enorme rij mensen te wachten.

Wat is het lijdend voorwerp?

Voor me stond een enorme rij mensen te wachten.

Wat is het meewerkend voorwerp?

Voor me stond een enorme rij mensen te wachten.

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Hang jij je jas op aan de kapstok?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Hang jij je jas op aan de kapstok?

Wat is het onderwerp?

Hang jij je jas op aan de kapstok?

Wat is het lijdend voorwerp?

Hang jij je jas op aan de kapstok?

Wat is het meewerkend voorwerp?

Hang jij je jas op aan de kapstok?

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Einde oefentoets